Op onze vele rondjes door het dorp komen we ettelijke soortgenoten tegen. Sommige vind ik leuk, andere zijn vervelend. Dat hebben mensen vast ook wel.

Met Willie, een kleine bruine, en Happy, een kleine zwarte labradoedel kan ik heerlijk spelen en doerakken. Dan krijgen ze me niet meer mee en moeten ze noodgedwongen met het andere baasje mee de andere kant op lopen zodat we verder kunnen ravotten. Er zijn een paar grote honden die me niet zoveel interesseren maar ach, het is wel gezellig kletsen op zijn tijd. Een klein Keesje, ik weet haar naam niet eens, is verliefd op me. Ze wil steeds mijn oren likken. Wat moet ik daarmee?

Aan twee honden heb ik echt een bloedhekel. Een dikharige pikzwarte Chow-chow en een bruin-zwarte Cavalier spaniël. Die beginnen al van veraf tegen me te grommen en tja, dat kan ik niet op me laten zitten natuurlijk. Gelukkig lopen ze meestal een straatje om als ze mij aan zien komen. Er is namelijk maar één zo’n wolbaal op het dorp, ik ben goed herkenbaar.

Maar wat Ze nou toch weer heeft verzonnen! Komt er in ene een grote zwarte labrador in huis. Ik ken hem wel, een beetje een sulletje rozenwater maar wel vriendelijk. We zullen hem Frits noemen. De oen durft niet eens door de garage naar binnen, moeten ze helemaal omlopen door de tuin. Ik vind het maar raar, een ander beest op míjn terrein. Hij zal wel niet zoveel kwaad kunnen anders was hij vast niet uitgenodigd.

Maar dan! Dan gaat zijn baasje weg en laat ons met Frits achter! Het maakt hem niets uit. Gaat pontificaal op míjn kussen liggen. Maar wat doe ik ertegen? Hij is 30 kilo zwaarder dan ik! De bank is echter van mij, daar komt-ie echt niet op.

Dan is het tijd om te gaan lopen. Dat is lachen. Plotseling durft Frits wél langs de eend in de garage. Sterker nog, de uitloopriem rolt helemaal uit. Hij moet toch even wachten tot ze de deur open doet. En dan weer wachten tot de deur dicht is. Ik ben de braverik die dan op zijn gat gaat zitten, Frits snapt dat nog niet helemaal. Haar arm wordt uit de kom getrokken, zo hard probeert Frits te trekken. Riemen door elkaar natuurlijk, wat een chaos. Prompt zet ze de uitloopriem op een kort stukkie vast zodat Frits, in principe dan, naast haar moet gaan lopen. Hij trekt haar gewoon zowat omver. Als Frits aan een vaste riem zit, gaat het een stuk beter. Dan hebben we een mooi ritme samen.

Op het pad langs de vaart kan ze even rustig aan doen, dan mogen we los. Frits duikt de bosjes in, ik de andere kant het gras op. Ik waag me niet in die braamstruiken. Bij de weg aangekomen, worden we weer aangelijnd. Moegestruind lopen we nu wat rustiger.

Frits schijnt overal bang voor te zijn, voor trappetjes, bruggetjes, grote herders. Met mij als side-kick lukt hem alles. Ik ben namelijk nergens bang voor. Behalve voor het ijsbaanbosje, maar daar gaan we ’s winters nooit heen. Veel te modderig.

Bij andere mensen schijnt Frits niet te eten. Dus wat gebeurt er: er wordt een bak vol brokken voor hem neergezet waar ik niet aan mag komen. Ze sluit me op in de bijkeuken. Nu hij hoort hoe graag ik die brokken wil stelen, weet hij niet hoe snel hij de bak schoon leeg moet eten. Als troost krijg ik één brokje van hem. Heb ik toch even kunnen proeven van grote-honden-voer.

Samen spelen, daar hebben we nog niet echt een goed systeem voor gevonden. Hij komt voortaan elke dinsdag, dus wie weet leren we dat nog. Gezellig samen spelen in de tuin. Denk niet dat er dan nog iemand door het achterom durft…


%d bloggers liken dit: