De winter is zo vriendelijk geweest om de vloer te bekleden met blaadjes die van onder tot boven geïnspecteerd moeten worden. De meeste leden van de hondengarde doen hier niet aan mee, zodat er meer voor mij overblijft. Grondig maak ik de inventaris op wie er allemaal langsgelopen zijn. De mollen zijn met het grondwerk bezig geweest, elke dag zijn er weer nieuwe hopen om op te poepen. Heerlijk.

Mijn bazen denken dat ze mij aan het heropvoeden zijn. Ik laat ze soms in die waan. Netjes náást lopen is best als ik af en toe maar even los mag struinen. Dan kan ik mijn gang gaan: komen als ze roepen doe ik toch niet. Fluiten werkt ook niet. Kom me maar halen. Wat ze dan ook braaf elke keer doen. Ik krijg ze wel afgericht hoor, zo langzamerhand.

Met mijn snuit in een molshoop vang ik het volgende gesprek op. Terwijl zij semi-geduldig staat te wachten loopt er een meneer langs. Zestiger, snor, grote uitstaande oren die rood van de kou onder een mutsje uitsteken. Ze kijkt hem aan en zegt: “luisteren doet-ie niet hè.” “Nee, logisch,” zegt de man. “Hij is hard aan het werk! Druk aan het stófferen!”

Kijk, die man snapt het. Ik doe simpelweg mijn werk!


 

%d bloggers liken dit: