Om eens niet met de auto erop uit te gaan, plannen we een rondvaartje vanuit Argelès-sur-Mer. De zon brandt gaten in het marmeren wegdek van de boulevard. We kopen bij de stalletjes langs de boulevard vast kaartjes voor de boot, ja, de hond mag ook mee. Nu hebben tijd over. “Als we nu eens gingen lunchen met pannenkoeken?” Crèpes en cidre brut, dat is toch vakantie?

In het rode bootje doen we als eerste Collioure aan. Een vrolijke bemanning vertelt van alles wat ik snel vergeet. Iets over het bijzondere witte open gebouwtje waar de beeldend kunstenaars die naar Collioure kwamen hun “salon” (tentoonstelling) inrichten, iets over het fort. Zwaluwtjes bakkeleien met de meeuwen rond de torens, de terrassen zitten vol dagjesmensen.

Het cruiseschip “The World” waar we langsvaren, is blijkbaar een bekend fenomeen waar je geen hut boekt. Die koop je gewoon. Als appartement. Of een hele verdieping. We praten hier over miljoenen, vertelt de gids op ons malle bootje. Verschil moet er wezen.

Op volle zee gaan we op de foto met hond en al in de captains cabin. Kijk vooral naar dat hoofd van de beste man. Port Vendres is een natuurlijke haven op de grens met Spanje, zoveel begrijp ik uit het verhaal. De gids vertelt nog meer. Geen idee meer wat, iets met explosievenfabriek, iets over de containertrawler die nu uitgeladen wordt met bananen uit Afrika en de douane die het hier maar druk heeft. We zijn gaargestoofd als klontjes boter als we in Argelès van boord stappen.

Met de Train Jaune, het gele toeristendieseltje, doen we de volgende dag een retourtje Villefranche-de-Conflent <> Font-Romeu-Odeillo-Via. Zo, da’s een mond vol. De namen klinken toch nèt iets anders dan ‘Naarden-Bussum’ of ‘Purmerend-Overwhere’. In Villefranche hebben we wat tijd over om rond te wandelen. Kopen Bunyettes Catalanes, heerlijke platbroden als vette snacks met tomaat/basilicum of met suiker. We snoepen er de hele middag van.

De heenrit zitten we binnen. De trein zit vol Fransen, wij zijn de enige buitenlanders. Tunnels en bruggen worden door een jongetje dat met Papy et Mamie op pad is en met zijn hoofd uit het raam hangt, luidkeels aangekondigd. “Tunnèl, tunnèl! Pont! Pont!” Zijn guitig smoeltje met roetvegen op de wangen glundert van pret. Op onmogelijk kleine stationnetjes stoppen we af en toe om een tegemoetkomende boemel te laten passeren.

Eenmaal aangekomen bij Font Romeu op ruim 1500 meter hebben we een uurtje rust om frisse lucht te snuiven. Heerlijk is het hierboven, relatief ‘koel’. We lopen richting van de Grand Four Solaire, een grote ‘zonneoven’ van spiegels die iets doen met de zonnewarmte. We zien niet veel van het bouwsel en hebben tijd noch zin om het nader te onderzoeken. Op de terugweg zitten we in het open compartiment, een ander soort oven, waar we levend verbranden maar genieten van de uitzichten.

Terugrijdend naar Palau stuiten we op een doodkalm uit de berm grazend paard. Bij de tent probeer ik af te koelen met mijn hoeven in een koudwaterbad, ik kóók! Daar zitten we dan met onze truien, vesten, dikke sokken en elektrische dekens… Een ventilator was handiger geweest.

Na deze avonturen houden we een rustdag. De ‘markt’ in Palau telt twee kramen, daar zijn we snel mee klaar. Wel loop ik een grote glasblazerij/-winkel binnen. Als ik toch ‘ns rijk was… De kleine zomerdromenbol staat nu naast me in de vensterbank te glinsteren.

We doen koffie op een terrasje, halen lekkers en brood bij ’n bakkertje en lopen campingwaarts. Met de schone was aan de lijn hoef ik vandaag niks meer. Tijd voor het dikste boek dat ooit een Dyanevakantie meegemaakt heeft…

Oké, we zijn uitgerust, wat staat er nu op de planning? Je kunt niet naar de Pyreneeën zonder een kasteel te bezoeken. De dichtstbijzijnde is Quéribus, één van de Katharenburchten. We volgen grotendeels het spoortraject van le petit train rouge, het rode treintje dat zich door Katharenland, de Pays Cathares et Fenouillède, slingert. Met de auto komen we tot aan de voet van het kasteel, verder zullen we moeten lopen.

Ik trek mijn wandelschoenen aan: ik zie dat paadje, dat ga ik vanzelangzalzeleven niet op mijn teenslippers redden. Zeker niet in deze bloedhitte. Mijn god, waar beginnen we aan. Hoe zou het komen dat het zo rustig is hier? Haha. Trap na trap, trede voor trede hijs ik mezelf langs de muurtjes en de touwleuning naar boven. Omhoog! Omhoog! Kanonnepietje, zulk zweten. Leve mijn hoed! Ook ik kom er, met een wenteltrap tot bovenop de donjon waar een vriendelijke mijnheer een foto ter bewijs van ons maakt.

Bij ieder schaduwplekje drinken we. Water, veel water, vooral voor Ravi die niet weet waar hij het zoeken moet. De gladgesleten granieten stenen van de trappen schroeien zijn voetzooltjes.

Als we na afloop tussen de wijngaarden van Mas Amiel door kronkelen, schrikt de Garmin (ons hoogte- en temperatuur gadgetje) zich helemaal rot. 37°C? Jup, echt 37°C. De cigales lachen iedereen uit vanuit hun koele schaduwplekje in de bomen.

Op de camping is het al even warm. Gijs is van z’n geloof gevallen en ik verklaar hem voor gek: hij koopt een ventilator. Heerlijk. Hoe we ‘m gaan meekrijgen is van later zorg… ’s Avonds gaan we voor het gemak terug naar Argelès voor de crèpes. Met een ijs toe.

Deze camping is overigens heel modern met automatische elektronische slagboom. Nadeel van een oldtimertje met blauwe kentekenplaat? De slagboom herkent hem niet en gaat niet open. Voordeel van dat oldtimertje? Je kunt er omheen slalommen.

Mijn collega Els van de redactie van het 2CV Clubblad is inmiddels gearriveerd. We doen een fotoshoot van ons tweeën in de kofferbak en zetten de Dyane onder een grote oleander voor de coverfoto. De rest van de dag lummelen we rond de tent. Beetje scharrelen, beetje pakken. Voor de fan zitten en lezen.

Ons laatste avondmaal hier vieren we samen met Els en Lon in het campingrestaurant. Morgen schuiven we vast een stukje op naar het noorden, we hebben nog een week om thuis te komen.

Wordt vervolgd…


PS: de rechterfoto van de Four Solaire d’Odeillo heb ik ‘geleend’ van mijn collega Els die er een paar dagen later met de auto langs reed en de zonneoven van bovenaf, met enig inzoomen, goed kon bekijken.