Uiteraard valt er een onweersbuitje, luttele uren voor vertrek. Evengoed hebben we de tent droog binnen, klaar voor de lange reis naar de voet van de Pyreneeën. 

De eerste reisdag voert ons onder andere door Lapalisse, een stadje dat bij oldtimerfanaten bekend staat om zijn tweejaarlijkse file, de Emboutaillage de Lapalisse waar de Zwarte Zaterdag van de jaren ’50-’70 wordt nagespeeld.

We lunchen in vulkanenland. Na Volvic kruipen we gewoon op de drukke D943 in zijn 2… ehhh, was het maar waar. Er wordt teruggeschakeld, dus stapvoets in zijn 1 kruipen we de lange berg op tot Col de Nugère, 875 meter.

We hebben de Mont Dore (of een andere, wat weet ik er nou van) lange tijd recht voor ons. In de Cantal mogen de sneeuwkettingen om. Laten we die nou net niet meehebben. Het is een geweldige rit, de lage bewolking geeft het uitzicht meer diepte, een schouwspel waar ik geen genoeg van kan krijgen. Gijs werkt zich intussen in het zweet, koud is het met 32°C niet.

Het hotel in Aurillac waar we overnachten is niet veel bijzonders. Wij vinden het allang best, zijn allemaal afgeknoedeld. Door het slingeren heb ik niet veel kunnen schrijven, de foto’s vertellen dit keer het verhaal van de vele indrukken.

Tijdens het ontbijt komt de regen met bakken uit lucht. In de auto is het is klam en kil, de ruitenwissers doen hun best. Bij de Decathlon staan de demo-tenten buiten in de blubber opgesteld.

Als het niet meer regent, rijden we in een schimmig sfeertje door sprookjeswonderland, de Vallée en de Gorges du Lot. Entraygues-sur-Truyère bestaat uit fantasy huisjes, hekken met een leien pannendakje boven de poort. Mistige flarden stomen uit het woud van Entraygues.

Vervolgens dalen we van 800 naar 200 meter, de temperatuur stijgt omgekeerd evenredig. Bij Estaing, net zo’n Eftelingdorp, steken we de Lot een paar keer over. Dit gebied onthouden we voor een volgende vakantie.

Kedeng-e-deng, kedeng-e-deng. We kruisen bij Millau tientallen spoorlijntjes die al jaren geleden zijn opgeheven. De rails roesten nutteloos in het hoge gras, de slagbomen staan uit het lood of liggen op de grond.

“We gingen naar Millau om de brug te zien,
we zagen het beroemde ding.
In nevelen gehuld,
maar we hebben ‘m gezien.”

Kijk, daar heb je die dekselse Nijhoff weer. We zwaaien de brug gedag en begeven ons verder zuidwaarts. Tussen de rotswanden door bereiken we de hoogvlakten en pakken hier de A75. Nevel en mist maken plaats voor de alomtegenwoordige brem. Op een aire met een belvédère stoppen we. Het beloofde uitzicht wordt belemmerd door hoge hekwerken; de foto’s zijn op goed geluk tussen de mazen door gekiekt.

Helaas is de rest van de route ontgoochelend. Met de wind vol in de flank gaat het voornamelijk door laagland, langs bedrijven- en industriegebieden. Naja, ik dramatiseer natuurlijk, er zijn ook dorpjes en plataanlaantjes. Maar niet veel.

Dan rijden we ineens dwars door Narbonne waar we vijf ogen nodig hebben om er heelhuids doorheen te kruisen. Twee ogen op de weg, twee op de andere weggebruikers en oja, ook een oogje houden op Tom. Het gaat. Maar niet van harte, we zijn het zat. Voor het laatste stuk pakken we de tolweg. Makkelijker gezegd dan gereden, die péage! Hier zijn harde rukwinden, we worden van links naar rechts geschud. Het is gelukkig niet al te druk.

Aan het eind van de middag bereiken we Camping Harras in Palau del Vidre. We waren van tevoren gelukkig gewaarschuwd niet eerder te komen want de campeurs en filmploeg van het tv-programma “We zijn er bijna!” hebben gisteren pas de camping verlaten. Nu kunnen we “rustig” ons tentje opzetten. Wij vinden de camping nog steeds vrij vol, we staan tussen een Engelse en een Franse caravan-enclave in en iedereen heeft een elektrische of hybride auto lijkt wel. Komen wij aan met ons herriebeessie. Dat overigens op voldoende belangstelling kan rekenen van alle nationaliteiten.

Even doorrossen, een plakkerig, zweterig klusje. Een klein uur later staat de tent en schuiven we in het restaurant aan het vaderdagdiner. Voor vegetariërs staat er werkelijk niets op de kaart, voor mij kunnen ze “chachouka” maken. De dame moet het 10x herhalen voor ik snap dat ze shakshuka bedoelt. Lekkere ratatouille, de aubergine boterzacht, met kaas en 2 eitjes. Als dessert krijgt Gijs abrikozencrumble met lavendelijs, met 2 lepeltjes. Belachelijk lekker dit.

De dagen erop doen we het rustig aan. Wat boodschappen doen, veel lezen in de schaduw, een keer de hond borstelen. Niet dat dat zin heeft: 5 minuten later graaft hij weer naar een koel plekje op de bosgrond. In de schemering horen we een gerucht in de bomen boven ons. Twee rode eekhoorns zitten elkaar achterna, hupsen met gemak van tak naar tak, zwiepend en zwaaiend.

Ik verbaas me over de oleanders, op de camping en langs de weg. Zoveel hoger en voller dan we ze kennen uit de Côte d’Azur of Ardèche. De auto’s op de camping die er toevallig onder geparkeerd staan, zijn de volgende ochtend in bruidstooi gehuld. Schattig.

Wordt vervolgd…