“We hebben nog een week om thuis te komen,” ik zei het al. De vraag is alleen, hoe gaan we die week invullen? In twee dagen bijvoorbeeld naar Poitiers, en van daaruit ook in minimaal twee dagen terug naar huis, over Parijs? Daar hebben we geen zin in. De Alpen dan, Entrevaux staat bijvoorbeeld op mijn lijstje, maar daarvandaan hebben we zeker drie dagen nodig om thuis te komen en hebben we er te weinig tijd om de omgeving te bekijken. Ik hak de knoop door. In één dag, via de péage, naar Goudargues. Hebben we vier nachtjes in een bekende omgeving die we leuk blijven vinden om bij te komen van alle indrukken die we in de Pyreneeën hebben opgedaan. Vanuit Goudargues kunnen we vervolgens met een oostelijke route in drie dagen terug naar boven rijden. Het klinkt als een plan.

Na een laatste bakkie bij de buren kachelen we om half 10 het terrein af. In no time zitten we op de snelweg.

Van de Côtes de Rousillon naar de Côtes du Rhône. De A9 is vrij rustig, we karren goed door. Dat zwarte asfalt voelt heet, pas op de stops koelen we in de schaduw met veel wind lekker af. Niet lachen: deze air-d’eau werkt perfect. De cigales verzorgen een oorverdovend koffieconcert in de dennen.

Geel gras is voor een hond zoiets als gele sneeuw voor ons. Beter niet eten. We zijn zeker een kwartier bezig alle grasaren, klitjes en strootjes uit Ravi’s pootjes te verwijderen. Hond op tafel, kam en borstel erbij, Gijs de ene kant, ik de andere. Drama.

Vlak vóór Avignon nemen we de afslag en met een rechtstreekse, slingerende weg rijden we naar ‘huis’. Die verrotte DS staat nog steeds ‘sans son jus’ op het roje vrachtwagentje. Die jus is zo langzamerhand wel verdampt.

De tent en toebehoren zijn snel weer opgezet; het is broeierig met een waarschuwing voor onweersbuien. We wachten het af, eerst eten bij Café de France op “ons” terras.

Oja, dat onweer en die regen? Er gebeurt natuurlijk niks, al zorgt de hoge luchtvochtigheid voor een plakkerige, drukkende avond. De ventilator doet ’s nachts dienst in de tent.

Na een redelijk koele doch klamme nacht heeft Gijs de volgende morgen veel werk met het fatsoeneren van Ravi, die daarna direct zijn kop in het zwarte zand steekt en zain koil dieper uitgraaft. Tussen de middag loop ik met het beest een bekend rondje door het dorp, langs de wasplaats, de oleanders en een joekel van een paarse hibiscus. Verder doen we zo min mogelijk. Begin van de avond, 35°C. Het rommelt in de verte, de wind trekt wat aan. Met droog gekraak knapt er een boom aan de Cèze-oever. Wederom dreigt er onweer maar de zon is sterker. Net als gisteren lost het op in blauw. Al het blauw van de hemel.

Na lang speuren ontdekt Gijs wat het irritante rammeltje is waar we al de hele reis last van hebben. Het blijkt de linker voorschokbreker te zijn die twee van de drie bouten kwijt is. Niet zo gek na zo’n 2800 kilometer waarvan het merendeel over rammelweggetjes. Gijs monteert een bout uit de rechter- in de linker schokbreker, zo zitten ze in elk geval allebei twee om twee vast. Het “mannetje” van de garage achter de camping is met vakantie, de garage aan het begin van het dorp heeft de bouten niet op voorraad. De dichtstbijzijnde garage zit net voorbij Barjac in Saint-Jean-de-Maruéjols-et-Avéjan. Ik puzzel me steeds suf op die lange plaatsnamen, zo komisch. 

Zoals Cruchot (Louis de Funès) in de eend bij Zuster Clothilde, zo hang ik in de touwen als Gijs door de heuvels scheurt; lavendelveld rechts, wijngaard links, racen om op tijd bij de garage te zijn voor deze klokslag 12 uur dicht gaat voor de lunch. Helaas heeft ook deze garagist de benodigde doch ongebruikelijke M9 bouten niet in zijn rommelbak liggen, maar hij denkt wel dat we Nederland halen zoals het nu vast zit. Ik fotografeer intussen het craquelé van de koplamp van het gebutste eendje dat er staat.

Woensdag marktdag. Dit is een fatsoenlijke toeristenmarkt waar we enkel een meloentje kopen. We hebben meer dan genoeg souvenirzooi. Na de lunch peuter ik eindelijk de meegesjouwde bikini uit de krochten van het karretje en ga ik naar het zwembadje van ongeveer 10×7 meter. Het water is door de blakerende zon opgewarmd tot 30°C volgens het thermometertje. Ik zwem een paar rondjes onder toeziend oog van Michaël (links) en Maria (rechts). In de draak aan Michaëls voeten heeft een duivenpaar zijn nest met piepende jonkies. Veiliger kan niet. Een zwaluwtje scheert rakelings langs m’n hoofd over het water, andere voeren een schaduwballet met de grote klok in de klokkentoren. Een uurtje. Dan komt de club “ons-kent-onsers” en wordt ’t me te gezellig.

De laatste dag houden we ons gemak. Nog een keertje zwemmen, een laatste keer bij Café de France eten voor we morgen opbreken en ons opmaken voor de driedaagse terugreis.

Wordt nog éénmaal vervolgd…