Drie volle reisdagen, met een ziek hoofd en in de bloedhitte, zo lang zijn we onderweg om uiteindelijk, wat een verrassing (niet!) in Goudargues te stranden. Reis- en keeltabletten en paracetamol hebben me op de been gehouden. Tenslotte staat de boel, een douche is dichtbij en het is superrustig op de camping. De kerkklokken galmen zoals het hoort. Daar kwamen we voor.

Tijd voor een eerste reisverhaal. En mocht je halverwege denken, dit verhaal kennen we nou wel: dat klopt. Het is niets anders dan een variatie op een thema.

Een ontmoeting

De route begon wat gecompliceerder dan normaal door de werkzaamheden op de A10 bij de Zeeburgertunnel en de A2 bij Utrecht, nu gaan we over Alkmaar, A9 en voort naar Rotterdam. Een motorrijder met een leren franjejack komt voor ons rijden met een uitgestoken duim omhoog.

In 2 uur tijd, da’s best vlot in die drukte, zijn we bij Hazeldonk waar we koffiedrinken. Een baardig type, in leren jack, komt op ons af: “Ik heb een brutale vraag!” roept-ie al van verre. Ik zeg: “Ah, u bent die man van dat duimpje!” Dat wordt beaamd. Hij vertelt: “Ik heb een eend gehad, en ik weet dat eendrijders altijd de kofferbak vol gereedschap hebben liggen. Heeft u dat ook?” Haha, ja, dat hebben we. Hij had ons de parking op zien draaien en had gedacht: “Die moet ik hebben.” Zijn versnellingspook/pedaal zit los, die moet aangedraaid worden. Hebben wij een baco bij ons? Ja, natuurlijk. De kofferbak wordt leeg gehaald. Tent, picknicktas, onderwegtas en computertas belanden op de grond achter de Dyane. Het vloertje gaat omhoog en daar verschijnt de schat-gereedschapskist. De man ligt dubbel: “Je hebt zelfs een momentsleutel bij je!” Tja, je zult maar een lekke band hebben, dan kun je met dat grote apparaat simpel de wielmoeren losdraaien om de band te vervangen. Logisch toch?

De man loopt naar zijn motor en komt enkele minuten later met kompaan, eveneens op een motor, de baco terugbrengen. Vanzelfsprekend volgt een levendig gesprek over Dyanes, eenden, -clubs, -meetings en oja, wat een geinig karretje hebben jullie. Deze mannen reizen met één duffelbag achterop waar tent, matje, slaapzak en zelfs de tandenborstel in zitten. Ze verwachten dat ons aanhangertje minstens een vouwwagen herbergt. Ze zijn niet de eersten en enigen die dat denken, maar nee, tent zit in de auto. Wat slepen we dán in vredesnaam allemaal mee? We lachen er samen om.

Hoewel het heel gezellig is, vind ik het na een uur toch tijd worden om op te stappen, wij willen vandaag tenslotte nog een endje verder zien te komen. Hartelijk nemen we afscheid. “Wie weet, tot ziens op een meeting, misschien de Internationale 2CV Meeting in 2027 in Nederland?” Wie weet.

Wat we zien

In Noord-Frankrijk is de drukkende lucht bespikkeld met laag-scherende zwaluwtjes die zich tegoed doen aan een feestmaal van onweersbeestjes. Hoog boven het landschap zwalkt een roofvogel door het zwerk op zoek naar grotere prooi; de rijgdraden die door het panorama golven, lijken wel bezet met kraaltjes, zo hebben hele spreeuwenkolonies zich erop verzameld.

Ons ezeltje kachelt op zijn gemak de lange hellingen op, de nieuwe Jumbo huppelt vrolijk mee. Op de horizon is een tractortje op de vlucht voor een grote stofwolk.

Binnendoor rijden we, van Châlons naar Châlon, van de Champagne naar de Bourgogne, van durrepie naar durrepie, dat lijkt ons nou grappig. Het wordt een superrit, mooie landschappen, ouderwetse vakwerkhuisjes, zelfs een vakwerkkerkje. Een Engels kaboutercaravannetje bij een stopplek. Weelderige rozenstruiken sieren met hun tomeloze uitbundigheid de tuinen en bermen. Verderop laten topzware zonnebloemen het moede hoofd hangen, uitgebloeid.

Bij het eerste opsekoppe naambordje denk je: plaatselijke mafketels. Als we zien dat bijna elk gehucht het naambord heeft omgedraaid, is de vergelijking met de omgekeerde Nederlandse vlaggen, die nog steeds her en der fanatiek langs de weilanden staan, gauw gemaakt. Ook in Frankrijk protesteren de boeren tegen het landbouwbeleid.

De laatste dag is een péageroute om kilometers te maken. Nee, geen foto’s van Signe Infini en Musée des Confluences (waarbij ik altijd bedenk dat dit het werk is van een crazy geniale architect. Wie verzínt nou zoiets?). Daar heb ik er al teveel van. Nu alleen op mijn gemak reizen en kijken zonder steeds een camera voor m’n hoofd. We zweten ons suf maar gaan stug door en trotseren de hitte van driebaans asfalt.

De wijnranken langs de Rhône kleuren voorzichtig geel, de berken laten hun eerste blaadjes vallen. De herfst is in aantocht.

 

 

 

 

Op Camping La Grenouille, Goudargues

Na drie dagen in de hitte en motorlawaai zijn onze verkouden hoofden aan rust toe en Ravi aan een borstelbeurt. Na de koffie lopen we een rondje dorp. Langs het stroompje is het een gewemel van kleine zwart-gevleugelde libelletjes (bosbeekjuffers), kleurige vlindertjes en grote zwart-geel gestreepte libellen.

De rest van de middag regent het en zitten we noodgedwongen binnen. Dat zal de komende tijd zo blijven helaas.

De markt op woensdag bezoeken we in rap tempo tussen de druppels door. Een kopje koffie op het terras, mensen kijken en een langsrijdende Dyane kieken. Je ziet aan die foto hoe vochtig het is, de lens beslaat direct. Vijf minuten later komt de volgende bui naar beneden. Tijd voor nog meer koffie, een merengue en een puzzeltje.

 

 

 

 

Een rondje oldtimers

De volgende ochtend: regen. Pas als het opklaart loop ik even door het dorp om door de geijkte winkeltjes te snuffelen. Daarbuiten is meer te zien. Die snoek op de aanhanger naast de camping staat er nog steeds. Al jaren, zo zonde. Die autootjes blijven fotogeniek.

We hebben het hier wel bekeken, morgen inpakken en wegwezen. Op naar de zon?

Wordt vervolgd…