De tassen zijn uitgepakt, de wassen gewassen, de strijk gestreken. Laat ik nu eindelijk proberen onze twee weken vakantie samen te vatten. Je kent me: dat lukt niet. Hou je vast.

Op zaterdag 1 juni vertrekken we. Vroeger in het jaar dan ooit, we hopen er het beste van. Als we opstaan, plenst het. Dat belooft wat…

Onderweg is het druk of nog drukker. Vooral Brussel ligt rondom open door werkzaamheden. Bij de cirkel van Wellin rijden we op de tast. Zóveel water, brrr. Wisten wij veel dat dat slechts een voorbode zou zijn…

De herkenningstekens volgen elkaar op. Thionville. De Tol bij Toul, piepertje (tolbadge) doet het gelukkig. Langres kunstwerk. Hier zijn we op de helft van de reis. Bij het hotel in Chalon sur Saône is het droog, even later hoost het. Gijs is doornat als hij de rest van de bagage haalt.

Lekker slapen en zondag vrolijk op weg, van de drup naar de regen langs de volgende mijlpaal, Aire de Jugy.

Bij een drukke plotselinge wegversmalling hapert de versnelling. Stress! Uiteindelijk schiet-ie in zijn 3. Pfieuw. Wanneer de weg weer terug is op zijn eigen banen rijden we loeiend in zijn 3 een stukkie door. Als het minder druk is kan Gijs naar 4 schakelen. Bij een aire stoppen we. De motorkap gaat open en er wordt wat met olie gehannest terwijl ik een bakkie troost maak. We kunnen verder.

Door Lyon, dat hebben we wel eens sneller gedaan. Je mag het hele stuk vanaf ver vóór de tunnels tot ver daarna overal maar 50 of 70 en iedereen houdt zich daar braaf aan want om de 100 meter staan camera’s. Rustig de tijd om het museum te kieken. Hij sprankelt niet zoals anders. De Rhône is grauw zoals de lucht. De enige vrolijke noten zijn het goud-vonkende vuurwerk van de brem in de bermen en de ontplofte roze pruikenstruiken.

De lucht wordt al zwarter, de bliksems vliegen ons om de oren. De wolkbreuk laat niet lang op zich wachten. Na de péage poortjes na Aix-en-Provence staat de weg blank, de snoek leert zwemmen. De afrit naar Toulon staat vast, geen idee welk wegdeel we moeten volgen. De meute auto’s krioelt. Zien geen hand voor ogen. “Op het ‘te doen’ lijstje voor de DS: een snorkel!” zegt Gijs.

We hebben genoeg water gezien zou je zeggen maar pas bij afslag Ciotat zie ik een glimp van de zee. Ik heb gewonnen. Niettemin hebben we nog 79 km te gaan.

Bij aankomst líjkt de zon door te komen. De camping is ál twee dagen open, er staat één kip en een campertje. We pakken dezelfde etage als vorig jaar september. Gauw opschieten, het onweert al. Te laat, de wolk die de hele reis boven ons hoofd hing had nog een restje over. In de stromende regen ramt Gijs wat haringen in de rotsbodem, de rest van de bui wachten we in de auto af. Nee, tent opzetten in de nattigheid: niet mijn favoriet.

Camping Le Grand Bataillier, La Favière/Bormes les Mimosas

Over de camping heb ik vorig jaar al veel geschreven (zie: un-camping-comme-dantan), dat hoef ik niet te herhalen. De dagen rijgen zich aaneen met nietsnutterijen en Ravi borstelen. Een paar keer per dag moeten we zorgvuldig de grasaren, klitjes en stekels uit zijn vacht kammen. Lezen, koffie, broodje, lezen, puzzelen. Om met Sonneveld te spreken: zo heerlijk rustig jaja. ’s Avonds sluiten we de dag af met een wandelingetje over het strand. De eilanden Porquerolles en Port Cros zijn helder te zien. Verlaten zandkastelen wachten gelaten op de vloed. Voetjes in het kalme water afkoelen en onder de blauwbloeiende jacaranda’s (pallisanderbomen) een ijsje toe.

Dof geworden door de zwempartijtjes is de Snoek aan een douche toe. Gijs knutselt wat verder aan de versnellingen en vindt het verloren 8mm dopje weer terug. De nieuwgekochte doppenset overbodig.

Birdnet vindt een geelgors, een wielewaal en tijdens de wandeling door het wijnveld tegenover de camping een Europese kanarie. Eksters, duiven en Vlaamse gaaien zien we genoeg, de app gebruiken we om de onzichtbare zangertjes te leren kennen.

Bovenlangs slingerend rijden we naar Bormes les Mimosas waar we als vanouds een rondje zwerven en klimmen. Het dorp heeft de tand des tijds goed weerstaan. Al zijn de ijsjes in de loop der jaren 5x duurder geworden, het dorp zelf is niet erg ‘verpoend’ wat in zoveel kustplaatsen zo rigoureus gebeurt. Afgezien van het nieuwe autovrije plein voor de kerk, en de megaparking en wat nieuwe aanrijwegen rondom de heuvel. We lachen om Tom die ons steeds haaks linksaf de berg af wil laten donderen. Nah, geen goed plan. Niet met de DS in elk geval.

We gaan op bezoek bij onze vrienden, ‘de Meesjes’, die in een huisje zitten op ‘onze’ oude camping in Cavalaire sur Mer. We halen lekkere dingetjes voor bij de koffie bij ‘ons’ bakkertje, Léone. Bij de campingreceptie zien we niemand, we stormen gewoon door, de trap langs het restaurant op. Hijghijgpufpuf. Oja, die steile hellingen. Toch wel weer… een beetje thuis komen.

Terug in La Favière staat een antiek Renaultje 6 naast onze DS geparkeerd. Bij de crèpes op een boulevardterrasje worden we getrakteerd op respectievelijk een Ami, een Alfaatje Spider en een Mehari bij het stoplicht. Wij vinden oude autootjes leuk. Na het toetje doen we een after dinner rondje over het strand.

En van wijn houden we ook. We ontdekken de volgende dag dat de cave naast de camping open is. Wijn proeven op je nuchtere maag kan alleen in de vakantie. In het museumachtige winkeltje kopen we naast een doosje rosé en twee flessen rood nog twee potjes honing voor de buurdames. ’s Middags gaan we op bezoek bij Mireille* en Mijnheer de Vries, de hond. Mireille zegt grinnikend: “Een dégustation om 10 uur pas? Da’s hier heel normaal!”

En de volgende dag… dat wordt vervolgd in het volgende verhaal over een paar dagen. Even geduld aub.


*) Mireille was voorheen receptioniste op Cros de Mouton, ze woont nu in Grimaud. We houden nog altijd contact.