Woensdag marktdag
De markt in Goudargues heeft een goeie mix aan toeristen-meuk en marktkoopwaar. Vlees, worsten, kaas en meer kaas, visachtigen. Brood, olijven. Groente, fruit. Tafelkleden en bedlinnen, kleding. Ik scoor direct een nieuwe strandjurk, bij 32+ graden is dat geoorloofd. Lavendel, honing en olijfolie. Een quinquallerie. En vanzelfsprekend de obligate rieten manden (paniers) en Afrikaanse import matten, mandjes en onderzetters. Drie troubadours maken reclame voor de optredens van het plaatselijke koor in Goudargues en Bagnols, eind juni begin juli.
De nieuwe jurk gaat aan. Nog een kopje thee/koffie? Nah, water is voldoende, veel water.


















Vrijdag wasdag
Nee, niet in het Lavoir. In nieuwe wasmachines, fantastische dingen. De handdoeken en het grotere wasgoed aan de gemeenschappelijke waslijnen, het kleine spul op het rekje. Het stormt hard en de zon schijnt net zo hard.





We gaan een stukkie toeren, daarna zal de was droog geblazen zijn. In Barjac rijden we langs de markt die 5x zo groot is als in Goudargues, waar je dus ook 5x zoveel van hetzelfde vindt. Men is al aan het opbreken en we hebben al een markt gezien deze vakantie. We gaan door.
Langs wijngaarden en lavendelvelden en slingerend door een bos komen we via een semi-verhard weggetje bij Saint Christol de Rodières, een dorpje als mijn verzameling Provençaalse huisjes. We krauten door de steegjes, net breed genoeg voor de Dyane, onder een boog van een huis door naar het volgende gangetje. Roze, witte en rode oleander-explosies tegen de gevels, een schitterend gezicht. Alles is helaas te krap om goeie foto’s van te nemen. In een gebied dat we als onze broekzak dachten te kennen zien we zo toch nieuwe dingen.
Blijkbaar hebben we een omtrekkende beweging naar La Roque-sur-Cèze gemaakt. Via het grappige bruggetje over de Cèze, eígenlijk te smal voor een moderne auto maar perfect voor ons, passeren we onderlangs het stadje waar we vorig jaar naar boven zijn geklommen.
En inderdaad: de was is droog als we terugkomen.












Boswandeling
De meest rechtstreekse weg naar Bois de Païolive slingert als een gek. We gaan 9% omhoog, halen een eenzame fietser in die met volle bepakking de haarspelden trotseert. Met blote bast, ik hoop dat hij genoeg water bij zich heeft. Je ziet hem bijna verdampen.
Bij de parking waar Franse families de weekendpicknick houden, begint onze hike met het plakken van blarenpleisters uit voorzorg. Zo vaak gebruik ik mijn wandelschoenen niet. 2 Liter water en een drinkfles voor Ravi mee en daar gaan we. Overmoedig nemen we het blauwe, het langste, parcours.
Ravi springt als een klipgeit voor ons uit, zoekt intuïtief zijn weg waar ik over elke stap moet nadenken om niet mijn nek te breken. Factor 50 smelt van mijn vel in de zon, onder de bomen met een vlaagje wind is het koeler. Wilde lathyrus piept tussen de struiken door het pad op. Cigales zingzagen, bijna rinkelend, het is een kabaal van jewelste in het stille bos. Na het uitkijkpunt bij het kleine klooster blijven we klimmen en dalen tussen rotsen, stenen muurtjes en bomen die regelmatig als anker fungeren. Na twee-en-een-half uur zijn we terug bij de auto. Schoenen en sokken uit. De blarenpleisters hebben hun werk goed gedaan.
Als de hartslag voldoende gedaald is en de suikers zijn aangevuld, rijden we via een andere route terug. Foto met pijltje: daar was het uitkijkpunt bij l’Ermitage Saint Eugène.


















Heel stil blijven zitten
Ravi ligt onder de tafel, lekker op het koele zand in de schaduw. Hij kijkt niet eens op als er een jonge, knalgroene hagedis met onvolgroeide staart nieuwsgierig naar Gijs’ tenen stiefelt. Met moeite krijg ik hem mee op een rondje dorp en wasplaats waar hij wat mag slobberen van het koele water.











Aan het eind van de middag zijn we het mooi zitten en dom kijken een beetje zat. Even de wind door de haren, een zogenaamde “spannende route” de heuvels in. We zwaaien naar een knalroze eend voor ons die linksaf slaat. Wij slaan rechtsaf richting Saint Martin d’Ardèche. Brugje over, altijd leuk. We maken een mooi rondje met een stuk Gorges d’Ardèche de verkeerde kant om. Via zo goed als onverharde landweggetjes tussen de druiven door komen we weer terug bij de brug in Saint Martin.











Eens wat anders
Na een bloedhete avond en nacht is het vandaag een bewolktere waaibomendag. Een stuk koeler ook, behalve als je in de tent koffie aan het zetten bent. Dan lopen de straaltjes weer over je bast. Het is te hopen dat de hordes muggen wegwaaien. 40% DEET is geen uitdaging voor ze en de antiprik, de roze Onctose, jagen we er met tubes tegelijk doorheen. Bij de Pharmacie beginnen ze al te grijnzen als ik wéér twee tubes kom kopen. Ach, de geneugtes van het buitenleven.
We gaan naar Uzès, ik wil eens wat anders. We beginnen bij de kathedraal, Cathédrale Saint Théodorit d’Uzès. Leve de supergroothoeklens van mijn mobiel. Een megalomaan ouderwets bankgebouw verschuilt zich achter de platanen aan de overkant.
Op het plein waar we koffie drinken wordt er voor live entertainment gezorgd. Een klein vrachtwagentje prikt zijn laadruimte aan een grote parasol en duwt het hele gevaarte omver. Keek de bestuurder niet uit? Mocht hij hier überhaupt wel inrijden? Of stond de parasol te ver op de weg? We vermoeden het laatste. Zeer on-Gallisch nemen de bestuurder, de Chef du Café en de omstanders relaxt de situatie in ogenschouw.
Als de koffie op is, slenteren we door. Ik gluur bij de winkels binnen, zie leuk glaswerk met bijtjes en glanzende aardewerken tuinpotten. Helaas is alles te breekbaar en/of te groot om in de eend mee te nemen.











De terugreis voert ons naar Saint-Quintin-la-Poterie. De naam verraadt al dat hier tientallen keramisten en artiesten zijn neergestreken. In pijpenlaatjes zitten de leukste galerietjes. Van een vriendelijke, met grijze klei besmeurde pottenbakker mag ik gerust rondkijken en in een ander zaakje hebben zich drie kunstenaars, elk met een eigen stijl, gevestigd. Altijd fijn dat Gijs een goedgevulde portemonnee bij zich heeft. Het is not done om binnen te fotograferen, dat heb ik dus braaf niet gedaan. Ik had het namelijk te druk met rondkijken en overal aanzitten 😉.





Tot slot: de Gorges de l’Ardèche
De “belvédères” zijn “balcons” geworden: geplaveide, omheinde uitzichtpunten waar je onmogelijk een spannende fotoshoot met de Dyane kunt doen. Voor een mooi rotsen-décor zou je midden op de weg moeten stilstaan. Een scenario dat met jakkerende Franse bouwbusjes achter je op zijn minst onverstandig te noemen is. Door de dicht bebladerde steeneiken op de hellingen naast de weg heb je zicht op de Ardèche noch op de rotswanden. De foto’s vanuit de auto zijn toevalstreffers.
De Route Touristique de l’Ardèche is voor een troep geiten uitermate geschikt voor een siësta in de schaduw. Twee jongere exemplaren gaan op zoek naar groener gras aan de overkant. In de berm blijft de pater familias met zijn harem rustig poseren. Eehh, pauzeren.











