In het hotel in La Bresse ontbijten we en maken ons kalman klaar voor vertrek. Wat een gemak, de auto in die ondergrondse garage! We rijden met dak dicht, mijn hoofd is nog te wiebel om die felle zon al aan te kunnen en zo warm is het ook weer niet.
De eerste camping die ik heb uitgezocht ligt slechts 100 kilometer verderop. Leuk dorpje, dat Mouthier-Haut-Pierre, onder de rotsen. Het is een minicamping aan een bruisend watertje waar je niet bij kunt komen. Sanitair: 1 wc en 1 douche. En sterk verouderd, nog net niet vergaan. Nope, dit wordt hem toch niet.
Een roofvogel vliegt plotseling uit de berm op, scheert vlak voor onze voorruit. Jeez, wat een beest, we schrikken ons rot. Spanwijdte groter dan de motorkap!
De volgende camping ligt recht onder een skipiste, moet het duidelijk hebben van de winterchalets en de campers. De tentplekken hebben geen elektra, er is werkelijk niets aan. Zelfs sanitair hebben we niet gevonden. Ergo: door naar de volgende.
Daar zijn we rond 3 uur. Drie keer is scheepsrecht, hoewel we hier eigenlijk genoegen mee nemen omdat we er genoeg van hebben. Het is een gemeentecamping, Camping Municipal “Val de Saine” in Foncine-le-Haut. Volgens het bordje kunnen we een plek uitzoeken en ons installeren, er is zo te zien niets gereserveerd. De beheerder komt pas tegen 6en. Het sanitair is ook hier basic en verouderd, maar wel voldoende. Goed genoeg voor een paar nachten. We zitten op 850 meter hoogte, de temperatuur is goed en de vooruitzichten eveneens.
Het is erg rustig. Er staan vooral campers, veelal Zwitsers. We staan aan een stilstaand watertje en meer plannen hebben we niet.







Wandelen
Ga je mee een rondje lopen? Bij het brugje staat een bordje met het te volgen “Parcours Sportif”. In Middenmeer staan daarvoor de apparaten op een kluitje in de zogenoemde “Beweegtuin”, hier zijn met ronde balken en boomstammen soortgelijke martelwerktuigen, compleet met instructies, de voorbereidende ademhalings- en stretchoefeningen en het te verwachten hoogteverschil in het volgende wandelstuk, in een circuit uitgezet. Met uitzicht op hooivelden in plaats van de Alkmaarseweg. Lopen op de koeienbellenbeat.
Ja, aan onze conditie mankeert een heleboel, zeker de mijne is waardeloos. Ravi legt de afstand wel vijf keer af, slingeren hier, snuffelen daar, rennen vooruit en weer terug. Onvermoeibaar, blij eindelijk even de pootjes te kunnen strekken.
Vlak voor het dorp lopen we de kruisweg af vanaf het Christusbeeld. Langs het pad staan 14 metalen genummerde kruisen. Dat heb ik overigens pas door als ik er al 5 gepasseerd ben. Het beeld zelf staat op een wat pokdalig heuveltje van kalksteen. Mijn foto’s met tegenlicht geven dat niet goed weer, het is meer een sfeerimpressie.
’s Avonds eten we Indiaas bij Le Rajasthan (mooie porties, precies goed, niet te pittig) op 20 km rijden in Champagnole. De weg ernaartoe kronkelt als een malle. Gijs rijdt pittig door, even lekker scheuren door de bergen omdat er vette audi’s achter hem zitten te drammen. Ik hang ondertussen in de ankers. Voor de terugweg krijgen we een andere route voorgeschoteld, iets langer maar sneller. Ook mooi. Steile rotswanden, uit een kloof groeit een bloeiende gouden regen. Watervalletje langs de stenen, bloemetjes in de bermen, afgetopt met die eeuwige hoge bomen overal.










Op zoek naar de bron
We parkeren de Dyane bij het kerkje van Foncine le Haut, waar ik binnen wat rondloop. Een sober kerkje, bijna niet echt katholiek op het gebrandschilderde glas-in-lood na. Het is er koud, vergeleken met de buitentemperatuur.
Hierna gaan we op zoek naar de bron. La Source de la Saine om precies te zijn. Niet te verwarren met dat water dat door Parijs stroomt. Na een stukje omhoog gelopen te hebben, komen we door een gehuchtje van waaruit het wandelpad zich tussen de weilanden door slingert. Koeien? Die liggen lui te herkauwen en bekijken ons nietige mensjes met ons nietige hondje vanuit de hoogte.
We passeren een opgegraven kazemat (vuurpunt) op een heuvel met tekst en uitleg over het 19e-eeuwse semimilitaire oefenterrein, de vuurlinie en de schietkuil richting de rotswand. Het uitzicht op die puinhelling van door water verpulverd karst-gesteente, is best indrukwekkend. Het pad ernaartoe bestaat uit gravel, gruis en stenen waar ik lenig als een gazelle op mijn birkies overheen hups. Niet echt dus, verre van charmant zelfs, maar ik red het. Op het hoogste punt is een stalen stellage met trappen en roosters aangelegd om tot het hoogste punt te geraken. We zitten wederom boven de 900 meter. Dat verklaart de ademnood (is mijn excuus).
Ravi loopt pittig mee, gaat op eigen houtje uit de beek slobberen en glibbert over de bemoste stenen terug naar ons. Beneden bij het kerkje teruggekeerd hebben we 4,5 kilometer gelopen, geklommen en gedaald. Wat een belevenis, hier hoog in de heuvels.
Bij de tent borstel ik Ravi. Hij ziet er een halve seconde mooi uit voor hij in het gras en de bloempluizen gaat liggen rollen. Daarna is hij groen uitgeslagen met zwart-witte spikkels van de uitgebloeide bloesems.
‘s Avonds pak ik alvast wat in. Morgen trekken we verder. Na al die bomen zien we… afijn, je snapt me wel. We willen ruimte, weidse vertes zien. Het weer wordt hier slechter, morgen zakken we zuidwaarts. Niet lachen, we gaan weer naar ons oude stekkie in Goudargues. Saaie gewoontedieren. Lekker joh.


















