We zouden vandaag terugtrekken naar het Noorden, maar voor de derde keer hebben we ons verblijf verlengd. Er is hier zoveel te zien…

We prikken een nieuw “tochtje”. Via Frankrijkpuur.nl heb ik de Gorges du Verdon-route gedownload en Gijs heeft deze in Tom gezet. Het eerste stuk naar Castellane kennen we de weg, daarna pakken we de aanwijzingen op. Allez-óu!

Bij Saint Julien du Verdon staan we even in de file omdat de berg-klimmende werkers van alles naar beneden doen keilen. Struikjes, rotsblokken, grind, alles blijft mooi in de struiken achter de hekken liggen. Net als ik uitgestapt ben om foto’s te maken, beginnen de auto’s voor ons te starten. Ik duik nogal lomp terug in de auto. Dan maar geen foto’s.

Wat een weer weer, wat boffen we toch steeds. Zo bevoorrecht zijn we dat we ons deze trips, deze auto, kunnen veroorloven dankzij Gijs’ harde werken; dat we die vrije tijd hebben, dat we samen die vrijheid hebben om avonturen aan te gaan en ervan te genieten, te gaan en staan waar we willen, te eten wat we willen en te nietsen als we dat willen. En als het zonnetje lekker zijn best doet, dan is geluk heel gewoon.

Op een plateautje tegenover Trigance gaan een broodje en koffie er grif in. Hierna volgen talloze hellingen waarbij Gijs steeds opmerkt: “Met de eend had dat in zijn één gemoeten.” Oftewel, hij is blij dat we deze rit met de snoek maken, dat is minder hard werken.

Oeps! Vlak naast een doodeng doorgangetje is een stel jongeren ondersteboven aan het rotsklimmen op de steenklomp langs de afgrond naast de weg. Voor de lol. Mafkezen.

Het uitkijkpunt Balcon de la Mescla hangt uitnodigend aan de rotswand. Ik heb de bibbers in m’n buik en benen en alles daartussen terwijl ik afdaal naar het lager gelegen terrasje om foto’s te nemen van de rivier honderden meters naar beneden. Ik snap nu die uitdrukking “Grand Canyon van Frankrijk” die altijd zo overdreven vond. Bovengekomen op straatniveau ziet Gijs de beloofde gieren, ik zwarte vlekken voor m’n ogen. Het is warm, het was eng.

We klimmen naar 1180 meter. Je kunt je hier makkelijk voorstellen dat er eeuwen geleden al mensen over smalle paadjes van dorp A naar dorp B wilden reizen. De karren en transportmiddelen werden groter, de ezelpaden werden meermaals verhard, verbreed en uitgebreid. Dat is niet in één dag gebeurd. Vooruitgang voor de mens betekende achteruitgang voor de omgeving. Als je echter door al dat menselijk ingrijpen heen kijkt, neem je wel degelijk de schoonheid van de overweldigende natuur waar. We prijzen ons gelukkig dat we dit allemaal nu kunnen beleven.

En bedenk je goed: de hemel en de bergen, hoe afwisselend ook, zij veranderen niet wezenlijk. Ze zijn hoog. Kleuren en klimaat veranderen, ze blijven hoog, de hemel en de bergen.

Opnieuw kijken we de diepte in naar de flesgroene Verdon. Wat een land…

Een apart slingertje in de route leidt ons naar Moustiers-Sainte-Marie. Een compleet gekkenhuis ineens, hordes tegemoet komende fietsers, motorbendes en Engelse campers aan de verkeerde kant van de weg. En allemaal heten ze Remi. Zó knap dat Gijs na al die uren met dat krappe bochtenwerk zo gefocust kan blijven. Zoveel concentratie kan ik allang niet meer opbrengen, hij blijft doodkalm. In het voorbijgaan spot ik twee Acadianes en een rode eend op een parkeerpleintje, het is me er veel te druk om te keren en stoppen, enkel om die auto’s nader te bekijken. We gaan verder, langs het Lac de Sainte Croix.

Bij La Palud volgt nogmaals een extra rondje, de eenrichtingverkeer Route des Crètes. We stoppen bij diverse Belvédères, elk uitzicht is verschillend van het vorige. Allemaal zijn ze onvoorstelbaar indrukwekkend mooi. Wat een land. Die maanlandschappen, die diepe kloven, die lazuren hemel… wat een land! Oh, dat zei ik al.

Altijd leuk, een ontmoeting. “Mag ik een foto maken van Ihre Ente?” “Ja, als ik jullie DS mag fotografieren.” “Aber natürlich!” We spotten er zowaar nog meer gieren. Vale gieren als het goed is. Prachtig. Enorme beesten.

Tegen de zon in volg ik een doorschijnend blauwe parasailer, die net als de gieren profijt heeft van de thermiek.

Het lusje, dat we niet gemist hadden willen hebben, eindigt weer in La Palud. Van daaruit is het zeker een uur rijden naar Castellane plus een uur tot de camping. Ik ben doodop van alle indrukken en blij als we om 6 uur de camping oprollen. Wat een dag. Wat een land…

Dan echt onze laatste dag hier. Tijd voor een wasje, dat droogt supersnel met deze temperaturen. Gijs zet nieuwe V-snaren in de auto, knutselen hoort erbij op de camping. De hond bekijkt alles vanuit koelere schaduwplekjes. De lunch: makkelijk. Crèpes natuurlijk.

Tegenover de crêperie zit een enig galerietje. Altijd heerlijk struinen in zo’n verzamelwinkeltje van een paar kunstenaars; iets met vilt, wat aquarellen en verschillende soorten aardewerk waaronder een leuk vaasje. Een aardige dame die rustig zit te schilderen komt in het Frans uitleg geven over het werk van haar collega. Er komen foto’s ter illustratie van het proces tevoorschijn en als ik het goed begrepen heb, vertelt ze me: “Een voorgebakken stuk aardewerk wordt ingewreven met sulfaten waarna het de vuurton, de “pit fire”, in gaat en bedekt wordt met houtjes, spaanders en zaagsel. De hitte, rook en zuurstof geeft het kleureffect op de klei. Dan wordt de brandweer gewaarschuwd en gaat de fik in de ton. Het mag ook alleen ’s winters gebeuren, maar da’s logisch.”

Wanneer de avond als een warme klamme deken neervalt, horen we een brullend geluid uit de bossen boven ons komen. Wilde dieren? Wolven? Beren? We zoeken het op. Het zijn burlende herten, het is paartijd. Heldere nacht, veel sterren.


Het vaasje staat nu mooi te wezen op de piano, een vleugje roestrood, een smeer asgrijs.
Het wobbelt zachtjes op zijn voetje als we langslopen. Een paar berkentwijgjes maken het compleet.