Heel Frankrijk zit in woelig weer. In Goudargues hebben we het wel gezien, de météo apps zien vooral “ons” puntje aan de Côte d’Azur als het meest steady zonnetje. Afgezien van zondag, maar dat denken we nog wel aan te kunnen. Ik hoest me suf en voel me hondsberoerd, ben volledig stemloos. Lekker stil, alleen doodsaai. Ik wil weg.
Als ik die morgen wakker word, luister ik om 7 uur eerst nog één keertje aandachtig naar de klokken. 2x 7, 3x 3 en 1x 9 laag. Die zal ik missen, steeds dat beetje muziek dat de dag ritme geeft.
Het is amper 12 graden als we opstaan. Nogal warrig gooien we alles in de auto en aanhanger. We stoppen langs de apotheek voor hoestdrank en dan zijn we weg.
Waar Tomstom ons nú weer heen stuurt? Via een krankjorume route met achteraf kronkels, dwars door totaal onbekende nieuwbouwdorpjes en langs een soort waterkrachtinstallatie in een uiterwaard van de Rhône komen we in Orange op de A7. Vast de kortste weg maar of het ook snèller was, dat betwijfelen we.
De snelweg is rustig. Het wordt steeds warmer, de lucht is heel helder. De Pré-Alpes liggen links voor ons in de verre verte, wat vette wolkenformaties in wit en grijs erboven. Zo ver kunnen we niet vaak kijken. Rechts van ons, richting Marseille is de lucht strakblauw.
Gijs rijdt kalm en vlot door. Bij Le Luc slingeren we via La Garde Freinet tussen de kurkeiken, parasoldennen en wijnvelden naar de kust. Flink aanpoten voor ons ezeltje, dat steeds rauwer gaat klinken maar stoer volhoudt.
Op de camping bezetten we een grote plek op het onderste rijtje. Het miegelt van de mini-zwarte-steekmugjes, we zepen ons goed in. Het mag helaas niet baten: aan het eind van de avond zijn mijn benen systematisch voorzien van tientallen jeukende muggenbulten.








Het waait
Laat in de middag gaan we naar de haven voor een “ijsje”, hoegenaamd om de keel te smeren. Eén bol, merengue-caramel. Hoezo zoet. Zelfs in de schaduw smelt de boule á la minute. Daarna kleven we. Stukkie lopen langs de boulevard. Daar begint het al harder te stormen, de vlaggen staan strak landinwaarts. Strand is er praktisch niet. We lopen tot het end van “ons” Waipiti -dat nu Bellini heet- strandje waarna we rechtsomkeert maken. Wij worden zoetjesaan gezandstraald. Parkeren in de haven is altijd grappig. Waar anders dan aan de Côte d’Azur vind je de combi Porsche-Dyane-Eend? Boven op de camping spoel ik mijn bril, wazig van zout en zand, met veel water af. Mijn gezicht is direct gescrubd. Lekker. En morgen? Dat zien we dan wel weer.










Het regent
Het koelt níets af, integendeel het wordt stikbenauwd met een miezer die langzaam overgaat in constante regen die de komende uren zal aanhouden. Geen stuivende stortbuien maar genoeg om riviertjes over de straatjes te laten lopen.
Tegen het end van de middag ben ik doodverveeld en uitgelezen. Ravi heeft de hele dag voor de kachel gezeten om na zijn eerste rondje op te drogen. Niet dat we die kachel voor de warmte nodig hebben, de buitentemperatuur is nauwelijks gezakt. We maken een tochtje, weg van de buien, richting Le Lavandou. Mistroostige haventjes, de reddingspost gesloten, druipende palmen en kleurige parapluutjes: één natte bende. Op de terugweg scheurt de bewolking uiteen, een schouwspel tussen licht en donker boven het water dat ons betovert. De camping ligt in de nevel die zijn lading algauw spetterend over de tent uitstort. We troosten ons met de vooruitzichten van Météo France, het ergste is achter de rug.
Als ik er ’s nachts uit moet is het superhelder. Geen wolkje aan de lucht, des te meer sterren. Schitterende fonkelsterren.

















Het waait – hard
Toch een heel ander gezicht, de haven met zo’n strakblauwe lucht. De felle windhozen komen uit de totaal andere hoek, je ziet het aan de vlaggen. Alles wat niet vast zit wordt met grof kabaal over de kade geblazen. We rijden verder naar de poterie annex biologische groentehandel. Wat we 20 jaar geleden met Casper konden, kan ook met Ravi.
’s Nachts buldert de storm de heuvel af. Af en toe is het alsof de tent, met mij in bed en al erin, opstijgt en meegenomen wordt in het gedwarrel en gedraai -als op woeste golven- van de razende storm. Pas tegen 2en neemt de wind eindelijk af. Poeh, dat scheelt een heleboel geluid!





Eindelijk stil
We lopen een rondje naar boven over de camping, ik maak fotoos vanaf “onze” plek 158. Vanaf nu spreken we niet meer over de teloorgang van het kampeerterrein en de opkomst van het bungalowpark. Het is nou eenmaal zo. Kijk dan, dat uitzicht onder “onze” kurkeik door. Een grote roofvogel (vermoedelijk een circaète, slangenarend, die zitten hier veel) scheert over het bos naar de top van de heuvel, de zee in de verte ligt er blakerend bij. Blauw, intens blauw is mijn uitzicht naar boven bij het zwembad. Het is er druk, met ouwe mensen en babbelkousen aan de rand.
Om 8 uur is het donker, de zwijnen komen tevoorschijn. Er wordt volop geblaft op de camping, Ravi als laatste. Het is weer eens wat anders dan een olifant…
Wordt vervolgd!


