Na die week aan de Middellandse Zee verkassen we naar een stukje noordelijker. Terug naar Goudargues, La Grenouille (de kikker) wenkt ons. Dag Mediterranée, dag pijnbomen en cigales!




Bij Aire de Ventabren stopt er een zwarte DS Pallas cabrio voor ons. Tot mijn verbazing stappen er Hollanders uit. Ze hebben de auto in Monaco gekocht, rijden er nu mee naar huis om haar in Nederland helemaal te laten nakijken en haar vervolgens terug te brengen naar hun tweede huis in Frankrijk. Een verrassing, zo’n glimmende ontmoeting.



Na een warme rit zijn we blij als we op de camping arriveren. Gelukkig liggen de stoelen in het karretje bovenop zodat we éérst wat kunnen drinken en uitpuffen. In juni stond deze plek vol in de zon, nu komt hij amper boven de bomen uit. ‘s Avonds eten we, comme d’habitude, bij Café de France waar ik direct op twee Cotonnetjes stuit. Vanzelfsprekend gaan die, mèt grijnzende baas en al, op de foto.






In en om Goudargues
Er wat wind, het is droog en helder. Fris. “De Ardèche moeten we natuurlijk ook met een andere auto doen,” zo verwoordt Gijs het idee. Aldus besloten, trekken we er met ons luxe rijtuig op uit. In La Déesse door de Gorges de l’Ardèche. Dat rijmt (bijna). We groeten mijnheer De Bok die met zijn harem en jonkies over de weg struint, op zoek naar restjes groen tussen de verdroogde struiken in de berm. Terug via het brugje in Saint Martin d’Ardèche waarna de DS ook in een (reeds geoogst) wijnveld geduldig poseert.




















Er volgen een paar regenachtige dagen, de wolken hangen laag. We staan laat op, doen niets. Ik blog en pruts, Gijs leest. Saaaaai. We maken wat tochtjes, tussen dorpjes, wijnvelden en buien door. ’s Avonds gaan de truien, lange broeken en vesten aan, niet voor de muggen dit keer maar voor de rap kelderende temperatuur. Lachten we vorige week nog om die elektrische dekens en dat kacheltje, nu maken we er dankbaar gebruik van.










Op een droge dag gaan we naar St. Quentin de Poterie en Uzes. Eindelijk kan ik alles kopen wat ik in juni noodgedwongen moest laten staan. Zie belevenissen-in-de-gard.



De laatste dag breekt aan. Nog één keer door het dorp naar boven lopen en langs de wijngaard en de volkstuinen terug naar de camping. Een laatste rondje toeren onder het mom van “vandaag vast tanken dan hoeft dat morgen de eerste uren niet.” Farewell dinner met Hans en Thilde (Gijs’ zus en zwager), ons laatste avondmaal bij ons stamcafé. Zij blijven nog langer, de mazzelaars.












De terugreis
Het is weer voorbij, het zit er weer op. Opbreken gaat snel, om kwart voor 10 rijden we de camping af. Adieu Goudargues, á la prochaine!


Tom stuurt ons de périphérique op, helaas niet dwars door Lyon. Dat rijdt prima, alleen een beetje eentonig. Onverwacht doemt het landmark Signe Infini recht vóór ons op. We zijn terug op de A6. Bij Macon stoppen we voor koffie, broodje en praatje. Bij Langres-Nord schittert het kunstwerk net als op de heenreis in de zon. We zijn op de helft.




Even na zessen bereiken we Metz waar we een vertrouwd hotel geboekt hebben. Lichtelijk zwaaiend op de benen van de deinende rit máár we zijn d’r. We eten in het restaurant en daarna gaan de luiken dicht. Morgen zien we wel verder.


Na een goede nachtrust beginnen we aan de laatste loodjes. Onder Luxemburg langs, wat eigenlijk veel leuker is dan die gewone jakker-de-jakkerroute. In de Ardennen komt de DS makkelijk mee met de rest van het verkeer. Door de cirkel, het landmark bij Wellin/Rochefort. Zo’n reis over snelwegen zit vol met herkenningspunten.



Zodra je Nederland inrijdt, stroopt het verkeer als pindakaas met klonten op. Men is agressiever, laat je er niet tussen bij het invoegen, allemaal korte lontjes met haasthaasthaast. Bij Hazeldonk, waar we in 2020 met de Dyane gestrand waren, doen we nu koffie met een schuimpje uit Goudargues.
Om 4 uur zijn we thuis. Home sweet home. Behalve dan dat… het regent…


Totaal in 17 dagen 3614 km gereden

