Na een chaosweek waarin NIETS ging zoals ik wilde/gepland had, staan de kampeerspullen eindelijk ongeveer bij elkaar verzameld. Ondertussen zaten we in Noord-Holland in de tuin in de zon, terwijl Zuid-Limburg een bak regen over zich heen kreeg. Weersvoorspellingen voor het weekend waren navenant. Zaterdagochtend. Overstromingen in Limburg, campings ontruimd. Dat belooft wat. De appjes van iedereen (“weet je wel dat…” “zou je wel gaan…” etc.) wrijven wat extra zout in de wonde. We gáán en zien wel waar het schip strandt. Hoe hard het regent en wat we allemaal teveel of te weinig mee hebben, er is nu niets meer aan te doen. We zijn weg!
Bij Maarheeze stoppen we bij tankstation ’t Haasje om te lunchen en om 3 uur arriveren we op de camping waar Lauren en Vince* reeds geïnstalleerd staan. Luttele minuten later zitten we aan de bubbels. Proost. Op de vakantie!
In een half uurtje staat ook onze tent, ingericht en wel. Het begint te rommelen, de spetters stellen niet zoveel voor. Als het tenslotte echt pikdonker wordt, ga ik snel even naar de wc. Te laat… Keurig gepland door buienradar dondert -letterlijk- om kwart voor 5 de hemel naar beneden. Rennend en slippend op de terugweg ben in no time doorweekt. Emmers water worden een klein halfuur lang over de tent leeg gekiept.







We gaan eten in restaurant Bergzicht waar we in Vincents auto naartoe rijden. Wachten. Veel wachten. De twee vriendelijke tieners kunnen het gewoon niet bijbenen. We hebben het gezellig en komen de tijd wel door.
Terug op de camping begint het te schemeren. Bij ‘t vallen van de nacht roept achter gindse heuvel de koekoek zacht. Vleermuizen racen door de bomen. Welterusten.
De volgende morgen. Het dal dampt. In Vijlen luiden de eerste Pinksterklokken, de camping ontwaakt. De vogels tetteren in alle talen. Volgens mijn Birdnet app zitten er mussen, merels, vinken, zwartkopjes, winterkoninkjes. We horen van alles maar zien slechts flitsen van tak naar tak hupsen.



We vertrekken naar het startpunt van de tocht in Echt, waar we worden ontvangen met koffie en vlaai. Bijkletsen met Els, collega redactielid van de club. Achterin de zaak verstaan we niets van het welkomstpraatje, maar dat mag de pret niet drukken.
Dan gaan we op pad. In Duitsland stopt een meute eenden om te tanken, wij gaan er niet voor in de rij staan. We rijden van het meest westelijke stukje Duitsland terug naar het smalste deel van Nederland. Nederland op zijn smalst is 4,8 km breed. In Susteren stoppen we bij de Sint Amelbergabasiliek, de oudste basiliek van Nederland, waar je in het voorportaal een kaarsje kunt opsteken. Het is tenslotte Pinksteren. Verder is de kerk gesloten. Het is een aardig plein waar we in alle rust wat eten.

















De eerste onverharde weg zou een blubberpad zijn, die slaat Tom alvast voor ons over. We passeren een boel kleurrijke terrasjes, bezienswaardigheden en kastelen waar we allemaal niet voor stoppen. Eigenlijk zijn wij maar saaie mensen. Je ziet aan de doffe foto’s dat we niet met open dak rijden. De voorruit is soms wat mistig.
Bijzondere straatnamen komen voorbij: Gebroekweg, Steenakkerwegske, Reutjesweg, Gestraatje, Oude Maasweg (niet te verwarren met de Oude Maasweg van de Amazing Stroopwafels -die bevindt zich in het Botlekgebied bij Rotterdam) en de mafste: Weg langs het Lateraalkanaal. Jawel, die hele mondvol.
Slingerend over de Maas hebben we telkens andere eenden voor ons. Een clubgenoot staat op een kruising te fotograferen. Wie kiekt wie? Hierna volgt een stukje onverharde weg, altijd leuk hotseklotsen. Rond 3en arriveren we -helemaal in ons uppie- bij ‘t eindpunt aan de Maas. Zijn we de eersten? Geen eend te zien. Rijdt iedereen door? Geen idee. Wij prakken ons Dyaantje langs de boulevard en zetten ons op het dichtstbijzijnde terras. Met zicht op koeltorens doen we thee, koffie en nóg een puntje vlaai voordat we campingwaards keren.














Alwaar ik direct gauw ga douchen. Na een graspauze heb ik overal kriebel en jeuk, ik moet goed op teken checken. Douchemuntje voor 5 minuten, aan 3 heb ik genoeg. Zo. Lekker schoon. Schone kleren, schone haren, nu eindelijk in het zonnetje uitsudderen. Dit is het betere werk.
Een paarhonderd meter bergopwaarts ligt Restaurant Buitenlust waar we naartoe kunnen lopen. Goed eten. Veel teveel. Ravi eet mee van Gijs’ forel en mijn komkommers. Genoeglijk kouten we de avond door. In de schemer rollen we de berg af. Nog één drankje voor het licht uitgaat.




Maandagmorgen. Zon komt door, het is een stuk warmer dan gisteren. We rekken de vakantie een beetje op het terras van de camping waarna we de weg afdalen naar IJsboer Wingbergerhoeve. Dan is het toch echt tijd om afscheid te nemen. Zij steken direct door naar boven, wij rollen het dak half op en dalen af naar België om daar te tanken.




Bij Visé vinden we een tank met de goede benzine. Ook het reservetankje wordt gevuld, het scheelt dik 40 cent per liter dus dat is de moeite. We vervolgen onze kronkelroute langs de Maas, ik ben de tel kwijtgeraakt hoe vaak we dit weekend de rivier zijn overgestoken.
Tom voert ons met een vreemde tour door niet zo pittoreske nieuwbouwwijken en nog minder schilderachtige industrieterreinen van Bilzen naar een grappig bankje aan een kabbelende beek. Koffie, eitje, broodje en snelste weg naar huis opzoeken.











Na een onvrijwillige dieseldouche door een BMW die bij het optrekken zijn brandstof recht in ons gezicht niest (we volgen zijn spoor al vele kilometers en evenzovele stoplichten lang) bereiken we Nederland. Het dieselspoor zit steevast voor ons. Verder. Steeds verder. Pas bij Veldhoven lijkt het spoor op te drogen en kijk, daar staat Petje-met-Peuk(!) op de vluchtstrook van een viaduct. We toeteren hem, met enig leedvermaak, goeiedag. Nog 200 km te gaan…
Laaaange rit. Boos weer boven Utrecht, een stortbui is net overgetrokken. En dan staat de file niet dáár, noch op de A7, maar bij de ingang van ons dorp waar blijkbaar een ongeluk op de rotonde is gebeurd. Rondje extra van de zaak en 5 minuten later ligt Ravi prinsheerlijk met een kluiffie op “zijn” bank!



*) namen op verzoek gefingeerd.