Sinds de junivakantie hebben we niet meer met de Dyane getoerd omdat toen de DS op ons pad kwam. Hoog tijd dus voor een 2CV Club-rit, één van de laatste van dit seizoen.

We zijn al vroeg onderweg. De zon schijnt. Alle gisteren gevallen regen danst nu in slierten mist tussen de struiken op de heide; een monochroom kleurenpalet in schakeringen zwart en grijs, scherp doorsneden door witte zonnestralen die het laatste paars belichten.

In Malden worden we ontvangen met koffie en vlaai, verder hoeven we niets dan van de zon en de mooie auto’s te genieten. In zo’n verzameling oldtimers vind ik juist de uitzonderingen altijd het leukst. Een blinkende DS, een strak-in-de-lak Renault 4, een groene Méhari. Wijzelf zijn de enige Dyane dit keer. Een antiek aanhangwagentje in de kleur van bijbehorende eend trekt eveneens veel bekijks.

Na het startsein rijden we in eendenmars door Groesbeek, langs Berg en Dal, voorbij Jachtslot Mookerheide. Bij de pont naar Cuijk wachten we al keuvelend op onze beurt, niet wetende dat we bij het verlaten van de pont ons hotel van die avond op 50 meter zullen passeren.

“De papieren routebeschrijving is juist, de Tomtom-navigatie klopt niet overal!” volgens de heren organisatoren. Aldus gewaarschuwd raken we al vrij snel de rest van de club kwijt. Tom zegt heel andere dingen dan het papier. Als ik vervolgens Gijs de verkeerde kant op stuur om te kunnen keren, zijn we het spoor helemaal bijster. Ach, een paar kilometers extra op zo’n tocht maken ook niet meer uit. Een rondje rotonde van de zaak en we zijn het weer eens. Gijs spot een leuk bankje voor de luchtpauze. Half 2, zelfs na die vlaai van vanmorgen hebben we best trek.

Als we onze reis vervolgen rijden we plots achter het R4tje. We stuiteren over zandweggetjes en klinkerpaadjes, we scheuren over dijkjes, langs molens en kanonnen. Zo langzamerhand heb ik geen flauw benul meer waar we zitten. Tenslotte eindigt de route in Schaijk waar we wat nababbelen. Ik zit te tollen op de bank, de hotseklotsritjes ontwend.

We gaan op zoek naar Hotel Taurus in Cuijk. Of ‘Kuuk’ zoals de Cuijkenaren zeggen. En kuuks* wordt het. Ik heb een vaag plattegrondje ontvangen met aanwijzingen naar de eigen parkeerplaats achter het hotelletje, met een code om erin te komen. De versperringspaal is neergelaten, ondanks het rode licht wurmen we ons er maar gewoon tussendoor. We zetten de auto op de rommelige achterplaats waar de fusten bier staan opgeslagen en gaan op zoek naar het hotel. Via een nog vagere achteringang, langs de keuken, door de snackbar heen tot we aan de voorkant uitkomen; ja, op de gevel staat wel degelijk ‘Hotel Taurus’.

We vragen het een afwasser. Hij verdwijnt in de keuken en roept een Keukenmeneer. Ik lach me rot, wat een hilarische toestand. De Keukenmeneer gaat ons voor door een zijdeur naar een halletje, verdwijnt door een ander deurtje en schuift het loketraampje open. De receptie is geopend. De Keukenmeneer is ook de Receptiemonnéér! HAAAA! ** Nu snappen we waar Jochem Myjer zijn inspiratie vandaan had.

Het wordt al maffer. We krijgen een kamer in een noodgebouwtje naast de parking, récht achter het terras van de kroeg waar de barbecue en de frituur al in gereedheid worden gebracht voor de zaterdagse stapavond. Dat wordt nog wat, ze zijn tot 03.00 uur geopend… We hebben oordoppies mee, we gaan het wel zien. De kamer is groot, de badkamer enorm en de bedden zijn prima.

Dwars door de drukke snackbar verlaten we het ‘hotel’. Door het straatje ertegenover, langs die immense Sint Martinuskerk die ik vanmorgen alleen met tegenlicht op de foto kreeg, komen we uit bij de kade. Gijs heeft een pannenkoekrestaurant gevonden op zo’n 2-3 km lopen langs de Maas zodat we een mooi loopje hebben na een dag stilzitten. Bij de Zeven Dwergen zitten we met zicht op de Maasdijk op het terras. Het is zowat oktober, wat een feestje om zo onverwacht buiten te kunnen eten. Stilletjes aan vertrekken de meeste gezinnen tot wij alleen op het terras overblijven. We hebben de tijd. In de scharlaken schemering slenteren we over de dijk naar onze kamer terug.

Ja, het is er rumoerig, met zo’n honderd jongeren die onder de overkapping van de kroeg een verjaardagsfeestje vieren. Met een noodgreep, een stoel onder de deurklink, klemmen we de deur wat dichter in de sponning. Dat scheelt decibellen; slapen doen we toch wel, moe als we zijn.

Zondagmorgenvroeg lopen we naar de Maaskant. Strakblauw stil. Even een momentje ademhalen in de zon langs breed, stromend water.

De kerkklokken galmen ten afscheid, tijd om weer op pad te gaan.


*) “kuuks” is West-Fries voor komisch, vreemd, zonderling, lachwekkend.

**) kijk: de Bonaire-menéér van Jochem Myjer