Naar Quiberon, we wagen er een kronkelroute aan. Bij het uiterste puntje van het schiereiland aangekomen parkeren we de auto. Zomers is het hier vast een soort Cavalaire, nu is het aardig rustig. We lopen tussen de druilerige druppels door van de ene pier, langs de kade met wat typische huisjes, naar de andere kant. Niets te beleven verder en om nou een ijsje te gaan zitten eten in die slijmerige regen… Op de camping gloort een regenboog.















Op een niksig dagje, met een klein onweersbuitje en wat zon gaan we sightseeën in Locmariaquer. Daar zijn we snel mee klaar, het is een piepklein en kneuterig havenplaatsje met leuke steegjes, muurschilderingen en posters. Een bruidspaar gaat na de kerk met de meute juichende gasten bij de haven op de foto waarna het stel vertrekt in een grijze eend met vlaggetjes ‘just married’. Dat alles heb ik natuurlijk niet gefotografeerd, ik ben geen paparazzo.
’s Avonds een rondje met het hondje.

















Dan wordt het zondag, markt in Carnac. Dat treft, want ik heb een nieuw streepjes-shirt nodig. Lekker de toerist uithangen, je zult geen Breton ooit in zo’n shirt zien. De markt is veel groter dan ik verwachtte, zo einde seizoen. Veel, heel veel eten. Zo verschillend met de Provençaalse markten! Ander voer, ander soort kleding, geen aardewerk uit Tunesië. Heel grappig. Het is bar druk, voornamelijk locals.
We rijden door naar de menhirs (maen=steen, hir=hoog). Deze beroemde bezienswaardigheid staat overal aangegeven, kwestie van simpelweg de bordjes volgen. De rijen en rijen menhirs wandelen gewoon in het wild langs de wegen en tussen de huizen. Tegenwoordig mag je er niet meer dwars tussendoor dwalen, over de keurig aangelegde paden kun je echter rondom de velden met stenenrijen lopen. Niet helemaal in het wild dus. Het moeten er ooit vermoedelijk zo’n 11.000 geweest zijn, rond 5000 v.Chr. gebouwd. Nu staan er nog bijna 2600. Ik heb ze niet geteld. Veel is erover geschreven, het fenomeen blijft door raadsels omgeven.
We starten bij Le Menec, bij de wat kleinere megalieten. Dat ‘klein’ is uiteraard erg betrekkelijk. We zijn precies op tijd, als we het eerste rondje gehad hebben worden er twee bussen met Spanjaarden gelost.





Verder naar de volgende site, Kermario. Daar zijn de rotsblokken wat groter. Een bijzondere plek, al is het zo’n toeristische attractie.
















Eigenlijk zijn we hard aan koffie en een broodje toe, maar bij de Géant de Manio parkeren we ten derde male de auto. Deze monoliet kunnen we wel van dichtbij bewonderen. Onze Ravidéfix heeft zijn menhir gevonden!



Regen. Een echte maandag-dag. Veel meer water en wind dan voorspeld, we zitten de hele dag binnen te lezen. Met de kachel aan, met zijn drietjes op 4 vierkante meter. Als de één opstaat, moet de ander blijven zitten. Heel knus. Naar de regen kijken kunnen we thuis ook, we besluiten morgen weer op huus an te gaan.
Tussen de middag vinden we eindelijk een crêperie die geopend is, hier zit ik me al de hele vakantie op te verheugen. Tot nu toe vingen we overal bot, zo ver zitten we buiten het seizoen. Als toetje nemen we met zijn tweeën een crêpe Fondante, met peer, ijs, slagroom en chocoladesaus, dan zitten we vol.
La Trinitaine, koekjesfabriek annex souvenirgroothandel, wordt door mij vakkundig leeg gekocht. Heel gevaarlijk, zulke winkels. Aan het eind van de middag klaart het toch wat op, ik begin vast met pakken.
Een laatste keer nog naar het strand. Onder de schuimige wolken gaat de zon onder. Dag zon.








