We zijn weer onderweg! Het gaat ons zowaar voor de wind, zwarte wolken en zonblikkerend asfalt. Grens België in de stortregen. Hoe dieper we België inrijden en tussen de hoosbuien door naar het westen afbuigen, hoe meer de wind in mijn zijkant beukt.
Snel na de lunchstop bereiken we de grens met Frankrijk. In één klap zijn zowel de wolken alsook de bedrijventerreinen en industrie verdwenen. De bermen zijn groen begroeid en ja, de zon schijnt voorzichtig. Eindelijk begint het vakantiegevoel te komen. Zelf bij het passeren van het bord “Region Pas de Calais” blijft de gevreesde plensbui uit *).
Tegen 5en zijn we in het Novotel in Amiens, in een rustige, grote kamer met uitzicht op het zwembad. Hotel op het terrein Pôle Jules Verne, tanken op avenue Phileas Fogg. Inspirerende namen van een reis om de wereld in 80 dagen. Zo lang hebben we helaas niet…





De zon schijnt hard achter de wolken, de morgendauw verdwijnt gestaag als we de volgende ochtend onze route vervolgen. De weg is stil, we passeren een enkele zondagsfietser. Oranje jagermannen struinen door de velden met hun meute ijverige honden. Boerenhoeves en bescheiden chateaus worden streng bewaakt door hoge muren. Een enkel ondeugend punttorentje gluurt er nieuwsgierig bovenuit. De rest blijft aan de verbeelding over.
Dan weer een groot stuk bos, dan weer zon en weids uitzicht. De bietencampagne loopt op zijn end maar straten schoonvegen is blijkbaar iets typisch Hollands. We rollen van het ene Hameau door de volgende Commune naar een andere Lieu-dit zusenmezo. Zwart-witte vakwerkhuizen wisselen één-pot-nat-nieuwbouwwijken af. We komen door Boudeville en Doudeville, op slechts 5 kilometer van elkaar. Drama voor dyslectici?



Tegen vijven, bijna de hele dag gedaan over 180 kilometer, zijn we op plaats van bestemming. Camping les Pommiers in St Léonard/Froberville, zag er op internet goed uit, maar de werkelijkheid valt een beetje tegen. Eerste indruk is zelfs: doorrijden. We zijn moe, zijn de hele dag onderweg geweest, deze plek ligt centraal van veel bezienswaardigs, dus oké we doen het ermee.
1: Een mobilhomedorp. Saai, allemaal dezelfde hutten.
2: Van te voren moet ik zeggen én betalen hoelang we willen blijven. Weet ik veel? Ik hou het voorzichtig op drie nachten.
3: Douchen met muntjes. Erg préhistorisch, hoewel in de huidige milieuvriendelijke gedachte weer erg in. Alleen niet mijn ding.
4: Geen wifi, al is dat niet echt onoverkomelijk.
5: Geen vriezer voor de koelelementen van de superenergiebesparende koelbox.
6: Geen WC papier! Dat is wel heel nostalgisch, met je rolletje onder de arm de camping over. We moeten er speciaal voor naar de winkels, want dat hebben we al jaren niet meer bij ons.
Maar hé, we hebben een grote plek en zitten nog in de zon. Na ons de zondvloed. Proost.
We slapen prima ondanks dat het koud en vochtig is. Met de elektrische dekens is het goed uit te houden. Primitief is leuk maar het moet wel comfortabel blijven. Tussen de middag -dom, want dan is alles dicht en is het overal een dooie bedoening- rijden we via een loodsteil weggetje naar de vuurtoren van Fécamp. De kerk met zo te zien interessante glas-in-loodramen is helaas op slot.
Verder naar Valmont, een rondje om de kerk en door het parkje van de abdij. Ook hier is alles gesloten.







Tenslotte steken we terug naar Yport. Een gezellig havenstadje, kleine straatjes en leuke huizen. Zomers zal het hier lekker toeristisch zijn, nu is het er stil. De promenade en de blauw-witte badhokjes langs het strand zijn superfotogeniek, vooral als de zon erop schijnt. De volgende dag in de schemer zijn de kleuren zachter, monochroom haast.





We gaan naar Étretat om de olifant te zien. We zien het stenen beest.
Ik stel me zo voor dat er in het seizoen een stroom roodverbrande badgasten vanaf het buiten het beroemde vissersdorp/badplaats gelegen parkeerterrein in processie naar het strand wandelt, bepakt met koelboxen en parasols. Beetje fantasie op deze grauwbewolkte dag.
Monet heeft hier talloze schilderijen gemaakt, mooier dan wat ik met mijn camera kan vastleggen. Met nog meer fantasie verbeeld ik me hem hier te zien zitten met zijn schildersezel. De rond-gesleten keien op het strand zijn beschermd erfgoed, ik mag er helaas geen meenemen.




In plaats van de olifant te beklimmen, kiezen we ervoor om de andere punt van de baai op te klauteren. Een steile trap, hijg hijg puf puf. Hoezo kunnen Cotons geen traplopen, Ravi is als eerste boven. Het uitzicht is spectaculair, de grijze geduldige olifant. Ik begrijp die Monet wel.
Er is een kapelletje en een memorial voor twee vliegeniers die in 1927 een poging waagden naar New York te vliegen. Zij verdwenen boven Étretat en noch hun Oiseau Blanc noch zijzelf zijn ooit teruggevonden.
Terug bij de auto rijden we nog een stukje door naar de Phare d’Antifer. Bovenop die klif waaien we echt uit ons jasje, het is mooi geweest voor vandaag.















*) kijk de film Bienvenue chez les Ch’tis!