We zeggen Goudargues gedag, langzaam trekken we terug naar het noorden. De boel wordt met passen en meten ingeladen, wonderbaarlijk hoe dat hele chaotische tentenkamp uiteindelijk netjes in auto en karretje terecht komt. Alle variabele voornemens ten spijt is ook de laatste camping een ouwe getrouwe. De route ernaar toe daarentegen is voor ons onbekend.
De weg gaat richting Ardèche, Vallon Pont d’Arc, Ruoms. Bij Lagorce wonen we een openluchtconcert bij, door het Orchestre Provençale des Cigales, onder het genot van onze zelf-meegebrachte koffie. Het gammele bankje leent zich er uitstekend voor.



Daarna slingeren we door het Parc Régional de Monts d’Ardèche. Omhoog! Omhoog! Bermen en tuinen vol blauwe (!) hortensia’s in de dorpjes verwonderen ons. Op 1250 meter een pracht van een lunchplek. Hier geen cigales meer, enkel fluitvogeltjes. De schrille roep van de zwarte wouw* -krrrriiiee krrrriiiee!- echoot boven de heuvels. Het is hier zeker 10 graden koeler dan vanwaar we kwamen. Ravi kan op het grote parkeerterrein eindelijk weer los achter een bal aan rennen. Lekker gek doen. Er is niemand, hij loopt niet ver bij ons vandaan. Hij blijft om onze enkels cirkelen in de hoop een stukje brood en/of kaas te bietsen. Hij is niet zo kieskeurig.











De weg zwiert door de bergen met af en toe een haakse haarspeld. Nergens percentagebordjes maar dat we flink stijgen is te voelen aan het ploppen van mijn oren. We ‘nemen’ de Col de Bourlatier op 1411 meter met gemak, gevolgd door de Col de Gerbier de Jonc op 1416 meter. Perfecte Tour de France colletjes.








Hierna is het tweede deel van de rit ronduit saai, een drukke semi-snelweg door ongeïnspireerde gebieden met lange viaducten over steden heen. Tweebaans, driebaans, met heuveltjes waar ons trouwe ezeltje zijn wieletjes niet meer voor omdraait na de klauterpartijen van vanochtend. Nergens een leuke stopplek te vinden. Industriestad Firminy gaat geruisloos over in industriestad Saint-Etienne.
Na Saint-Etienne zijn we het zat, we gaan de snelweg af. In het mondaine kuurdorp Montrond-les-Bains is het vol met verkeer, met mensen. Bij een rotonde zie ik een mooie muurschildering, vaag lijkend op de Art Nouveau stijl van Alfons Mucha. We rijden te snel, ik ben te laat om er een foto van te maken. Ik pik er wel eentje van internet.
Zachtjes tikt de regen op het canvasdak.



Na de nacht in een hotel in Roanne doorgebracht te hebben, toeren we verder. Gijs heeft op de laptop een route uitgestippeld zonder snelwegen. Snel verlaten we de stad. De omgeving is in de mist, het is er vast heel mooi. Als de zon erdoorheen piekt, is de lucht scherp aan je ogen.
Een kwartier later is de mist weg. We tuffen over kleine landwegen waar nog niet elke kruising door een rotonde is vervangen. Ik kijk uit over weiden met vee (koeien, geiten, varkens), akkers met mais en graan gevolgd door een kneuterig dorpje. “Parkeer daar even voor die kerk Gijs, dan kan ik wat bij de boulangerie halen voordat ze sluiten tussen de middag.” Onze weg wentelt zich om de Loire en het kanaal Roanne-Digoin. Vlak voor een bruggetje houden we een ‘luchtje-schep-benen-strek-koffie-met-een-broodje pauze’.








Met elke knipper van mijn ogen maak ik een foto, herinneringen worden opgeslagen in mijn interne geheugen. Een privé kapel bij een gesloten landhuis, een veulen dat drinkt bij zijn moeder, een quilt van velden na een heuveltop. Het kleurenpalet van de keurige tuinen, met rozen, geraniums en afrikaantjes. Het land van de lavendel, de wijn en de cigales ligt definitief achter ons.
Het leuke van zo’n kronkelrit is dat je alle grotere wegen mijdt. Je komt op een soort veredeld karresspoor waar lukraak wat asfalt of grind op is gesmeten. De bordjes ‘sauf riverains’ begrijpen we hoegenaamd niet. Je ruikt het gemaaide gras, je kunt de blonde koeien bijna aaien en je koelt af op de schaduwrijke boslaantjes. Minder handig is dat je op zulke wegen geen enkel benzinestation tegenkomt. Ondanks de 40 litertank wordt dat op een gegeven moment toch een beetje penibel. Dan rij je dus een extra slingertje en in een klein durp gooi je voor ettelijke duppies minder dan in Nederland, je tank vol.












Nee, echt zwerven kun je dit niet noemen, het is meer uitgestippeld dwalen.
Ik bekijk de foto’s op mijn mobiel en hoewel ze best aardig zijn geworden, geven ze niet half weer de dimensies die wij -al pruttelend door de overweldigende landschappen- ervaren hebben.











