Na een rustdag in de schaduw moeten we nodig weer een spannende route rijden. Om te beginnen van Gerbépal naar de Chateaux d’Eguisheim, dan verder naar Sélestat en bovenlangs terug. Daar zijn we wel een dagje zoet mee.
Na de koffie vertrekken we, we hebben tenslotte vakantie. De weg kronkelt; we kruipen door La Roche du Diable. Zo’n gat in een rots staat garant voor een mooi plaatje. En verder, stijgende voorwaarts naar de Col de la Schlucht op 1139 meter. Schlucht, zo’n lekker woord. Sjllloegt. Houten chalets en ski-stations brengen ons in de waan in Zwitserland te zijn.
Daarna daalt de weg, haarspeld na haarspeld door kneuterige dorpjes. Al slingerend komen we aan bij Chateau du Hohlandsbourg. Het is 100 graden in de zon, we werpen een blik naar binnen en smeren ‘m gauw het bos in. Over een onverhard pad vinden we een pracht van een koffietafel. Een zen stilteoord, eenzaam in het bos, slechts in gezelschap van de vogels.













Na de pauze vervolgen we onze weg door rustieke dorpjes en langs Elzasser wijnvelden naar Sélestat. Ook hier te warm om rond te struinen. Leuk stadje, maar de klinkers zijn veel te heet voor Ravi’s pootjes. We rijden door. Op de (saaiere) terugweg rijden we plots een tunnel in. Péage zelfs. Zeven kilometer lang, er lijkt geen end aan te komen. Tolpiepertje doet het. Altijd een gokje.

















Het is de bedoeling de volgende dag een end te gaan struinen. We rijden wederom naar de Col de la Schlucht, gewoon omdat ik het daar zo mooi vond. Tegenover het ‘Bergkirchli’ willen we een wandelroute gaan lopen… wat gelijk al fout gaat. Dit kan toch niet de bedoeling zijn? Het ‘pad’ gaat stijl omhoog langs de stenen van een droogstaande gletcherbedding. Omhoog! Omhoog! Her en der stoppen we voor wat uitzichtfoto’s (waar je niets van terugvindt door de bomen en de dampige atmosfeer).
Het lopen met Ravi is lastig. Hij blijft trekken naar kanten waar wij niet kunnen lopen. Op 1250 meter hoogte, na ruim 100 meter klimmen, zijn we de zogenaamde route totaal kwijt, we lopen hetzelfde pad terug. Denken we. Niet dus. Af en toe zijn er steile afstapjes op smalle plekjes waar ik mijn brede voeten nauwelijks neer kan zetten. Ravi dendert naar beneden, als een echte sledehond. Arme Gijs. Uiteindelijk hebben we niet eens zoveel stappen gezet, maar hé, wát voor stappen waren dat!















Ook op de camping is het leuk struinen: via een ‘geheim pad’ tussen manshoge varens kom je bij een beekje, waar Ravi direct doorheen kleddert. De teken springen als vlooien op zijn witte haren. Wat we toevallig zien lopen, plukken we er direct af. De dagelijkse vangst varieert van 3 tot 5 teken per borstelbeurt. Zijn we blij mee?


