Ik mag ook helemaal nix. Loop ik op mijn gemakje rond te struinen, snuffel hier, plasje daar. Gewoon zoals elke ochtend. Mijn neus gaat sneller dan zij kan lopen. Daar ligt iets verschrikkelijk lekkers, ik weet het zeker. Hoezeer ze ook probeert mij een andere kant op te trekken, ik ben geraffineerder.
Voordat ze het goed en wel in de gaten heeft, heb ik een stuk plastic tussen mijn kaken. Loslaten? Dat had je gedroomd. Zelfs niet kwaadschiks. Ze moet het bekopen met een paar tanden in haar vinger. Dom, moet ze die maar uit de buurt van mijn buit houden. Toch?
Hap-slik-slurp-weg. De restjes hangen in mijn snor en baard. Mjamm, lekker nagenieten. Waarom is ze nou zo boos? Het is immers niet míjn schuld dat de mensen hun lekkere hapjes in plastic verpakken en de boel laten slingeren? Ik denk dat dit een vishapje was, heerlijk. Kan ook schimmelkaas geweest zijn. Of iets van vlees. Nee, ik denk wel iets vissigs. Zalig gewoon.
Ze is echt boos zeg! Ik word in sneltreinvaart het laatste eindje mee naar huis getrokken. Laat ik maar meelopen terwijl ik mijn baard leeg lebber. Ze dumpt me in de bijkeuken en gaat haar hand onder de kraan houden. Dat wordt lachen: nu moet ze met links een pleister op haar rechterwijsvinger een pleister plakken, terwijl er onder én boven een gat zit. Als het meeste bloed is weggewassen en de gaten afgeplakt zijn, kan ze eindelijk haar jas uit doen.
Een paar minuten later word ik in de auto gemikt. Dan kan ik wel even dutten.
Ha, daar ben ik eerder geweest! Hm, was dat leuk? Ik weet het niet meer.
Nee, volgens mij kreeg ik toen prikken. Bah, moet ik daar nou weer heen?
Ik wil niet naar binnen…
Ach vooruit, omdat ze het zo vriendelijk vraagt. Die weegschaal ken ik, dat is niet zo spannend. Ze zijn tevreden, ik ben niet aangekomen sinds afgelopen december. Op de tafel word er met zo’n koud ding naar mijn hartje en ingewanden geluisterd. Ook alles normaal. Had ik ze ook wel kunnen vertellen. Die mevrouw prutst wat tussen mijn haren. Brr, kriebel. Of was het toch stiekem een prikje?
Ik mag van de tafel af naar beneden. Een matje wordt voor me uitgespreid. Geen idee waar dat voor dient. Ik ga er netjes op liggen, meestal is dat de bedoeling van een kleedje. Burp. Ze hebben het amper door dat ik mijn maag omkeer. Half op het kleedje, de rest op de vloer. Ha! Daar is dat lekker ruikende plasticje weer! Wauw, was dat zo’n groot stuk wat ik ingeslikt heb? Sjonge, knap van mij!
Ze vinden het allemaal vreselijk stinken dus dan is het vast goed. Burp. Burpburp. Nog een klodder en nog een kledder. Nu vind ik het wel welletjes. Mevrouw kriebelt nog wat in mijn zij en dan zakt het geburp in mijn maag. Ik mag even bijkomen en daarna halen we buiten een frisse neus.
Toch jammer dat ik niet langer mocht genieten van dat lekkere hapje. Ik mag ook nooit wat.
—
Moraal van dit verhaal: Mensen, ruim je zooi achter je kont op anders krijg ik weer de schuld!