We zijn een nieuwe traditie gestart. De traditie van ‘het weekendje weg met de Dyane’. En dat begon het laatste weekend van februari. Het zouden mooie lentedagen worden, koud maar zonnig: we laten de boel de boel, inpakken en wegwezen! We kiezen uit de vele Tomtomroutes een leuke rit. Start in Kampen, langs de IJssel tot Arnhem en dan de volgende dag langs de andere oever terug. Een hotel in Oosterbeek voor een nachtje is snel geboekt. ’s Avonds zien we een strooiwagen door de straat rijden. Tant pis, jammerdan.

Zaterdagmorgen zoeken we alle spullen bij elkaar, Ravi’s reis-bench, picknickspul, het koffertje met de toilettassen en pyjama. Broodjes halen, alles in een hurry. Hèhè. Eindelijk rijden we de straat uit.

We kennen het eerste stuk van de weg: Medemblik, Onder-, An-en Oosterdijk-met-de-akelige-drempels, naar Enkhuizen. Het is helder weer, strakblauw met scherpe zon. Er is bijna geen verkeer op de Houtribdijk, heerlijk tuffen we over de rechte weg, de zon blikkert op het water…. vakantie!

In Kampen starten we de Tomtom. De IJssel zelf is haast niet te herkennen, met alle ondergelopen uiterwaarden is de rivier veranderd in één brede watervlakte. Grote knotwilgen, om en om gesnoeid, omzomen dijken en weilanden. Verder is het land net zo vlak als Noord-Holland. De zon schijnt hard, in de auto is het warm. Her en der houden we een pitstop. Buiten… is het berekoud, dus jas aan. Het kopje koffie uit de thermosfles koelt á la minute af.

Ik hoopte op bootjes, maar die zijn er (nog) niet. Naarmate de middag vordert komen er steeds meer wandelaars tevoorschijn, een enkele racefietser met rode konen. Het is niet echt druk op de dijkjes. We zien weinig tot geen oldtimers, ofwel zijn ze geschorst voor de wintermaanden en mogen pas 1 maart de weg op, ofwel men is bang voor de pekel. Evengoed jammer, het is altijd leuk een gelijkgestemde tegen te komen.

Als we vlakbij Arnhem zijn, zetten we regelrecht koers naar het Bilderberg hotel in Oosterbeek. Na inchecken wandelen we een uurtje bij zonsondergang door het bos, wat van Ravi een rommelhond maakt. Takjes, blaadjes, veel modder: alles kleeft aan zijn pootjes. Uitgeteld ploft-ie vervolgens in de kamer op de vloer, opschrikkend bij iedereen die door de gang loopt.

In Nederland houden ze niet van hondjes in een restaurant. ’s Zomers is dat geen probleem, dan eten we buiten op een terras. Daar is het nu te koud voor. Tadááá: ik ben voorbereid! Bestek en drinken heb ik meegenomen. Gijs haalt pizza, we picknicken op de kamer. Zijn toch hondsmoe. Verder doen we nix, het licht gaat vroeg uit. Ravi legt zich uiteindelijk neer bij/in zijn bench.

Zondag zijn we vroeg wakker. Om 8 uur kunnen we ontbijten, dat gaat in shifts. Zoals gezegd mag Ravi het restaurant niet in, alle hondenbezitters eten in de lounge. Zeer uitgebreid ontbijt. Voor mij hoeft dat allemaal niet zo nodig, maar het is leuk dat er zoveel keuzes gemaakt kunnen worden. Ravi krijgt van de serveerster een kauwstaafje en een bak water, honden zijn welkom. Alleen niet in het restaurant 😉

Het is alweer een stralend strakblauwe hemel. Na een onbewolkte nacht moet er natuurlijk gekrabd worden. De eend weet niet wat hem overkomt! Gijs is inmiddels zo ver dat hij niet meer panisch wordt van het idee dat er gepekeld is. We genieten en maken ons niet meer druk.

Bij een zonnig bankje stoppen we voor een kopje koffie en een rondje met Ravi. Een statig landhuis verschuilt zich in de bossen, een vermoeide boerderij hangt aan het eind van een drassig pad. De spoorlijn strekt zich stoïcijns uit in het landschap.

Niets vermoedend komen we een bocht om rijden. Ach gossie, kijk die schuur nou sneu ingestort zijn. En kijk nou wat ervoor staat…. Een regelrechte schuurvondst! Een mooie ouwe Citroen DS staat nonchalant half onder het gammele frame, onder het vergane dak staat een rode oldtimer brandweer-Mercedes. Alle drie, de schuur, de Mercedes en de Snoek, hebben een boel aandacht nodig. Het is niet onmogelijk, maar je moet er wat voor over hebben.

Over de IJsseldijk rijden we verder stroomafwaarts. Picknicken even voorbij Winsum. Een heel gaaf oeroud autootje pruttelt langs, glimmend gerestaureerd uit de jaren 20 ofzo. Niet bang voor een beetje zout op de weg.  Pèèp pèèp. Wij zwaaien terug.

Een stel motoren rijdt voorbij en geeft een tutertje. Een motor draait naar beneden, de ander volgt. De man stapt af. “Ken je me nog?” Ehhh…nee? Met zo’n vette helm op al helemaal niet. “Ja, van die camping? Die groene haai?” Ik begrijp er geen biet van. Camping de groene Haai? De man weet echter zeker dat hij ons moet hebben. Het kwartje valt bij Gijs. “Die groene HY! Die camper!”

Hèhè, we zijn er. Vorig jaar hebben we met hem en zijn vrouw kennisgemaakt, zie het verhaal ontmoeting-met-gevolgen. Wauw, de wereld is klein, of liever gezegd: Nederland is nog kleiner dan je al dacht. Wat een grappige herkennismaking!

Na ons broodje vervolgen we onze tocht. Veel opgebroken straten gooien de route door de war en ergens stuiten we op een afgesloten weg in verband met hoog water. Wij zijn dwars en rijden gewoon door, de straat is droog. We zien veel ooievaarsnesten, met één of meerdere ooievaars erop of in de buurt. Die zie je bij ons niet. Wat een joekels van vleugels hebben die beesten, machtig mooi.

Terug in Kampen zoeken we een benzinepomp en aanvaarden we de terugweg. Schuin wind mee de Houtribdijk over, achter een vrachtauto rijdt het lekker vlot. Daarna wederom langs de IJsselmeerdijk -hoe toepasselijk op een IJsselroute- op huus an. Thuis ruist het stil aan mijn oren. Heerlijk, zo’n weekendje vakantie.


%d bloggers liken dit: