Vreemd fenomeen. Je zou denken: “kinderen de deur uit, spullen de deur uit”. Helaas, niets is minder waar. Er komt alleen maar van alles bíj. En als je in een Hollandse winter gedwongen bínnen leeft, kunnen al die spullen je aanvliegen. Sommige mensen houden voorjaarsschoonmaak. Ik niet. Ik krijg in de winter de kolder in mijn kop.
Toen wij naar Thailand vertrokken, moesten we streng bepalen waar we absoluut niet zonder konden. Twee verhuisdozen gingen mee, met de dekbedden, een paar handdoeken, wat schrijfgerei en wat boeken. Dat was alles. We hebben niets gemist. Terwijl hier het huis bommetje vol staat met spullen. Heel veel spullen. Dat fenomeen snap ik wel: heb je de ruimte, dan komt die ruimte vol. En daar gaat nu het mes in.
Een lange middag zwoeg ik de kinderkamers door. Vijf halve 2-seizoenen dekbedden waarvan niet meer te achterhalen is wat bij wat hoort, prop ik in grote vuilniszakken. Dat ruimt alvast lekker op. Kerstinpakpapier van vorig jaar en sinterkerstgedichten van drie jaar terug slingeren vrolijk rond. Lege pennen, lege bierflesjes, lege aanstekers, twee volle flessen walgelijk-zoete badschuim (????), het is een bont allegaartje. Afval welteverstaan.
Kleren die in de kast lagen voor “misschien handig om hier te bewaren” zijn te klein, elastieken zijn vergaan. Wat er goed is, gaat in de zak van Max. Een paar hemden verdwijnen in de poetsdoekenmand. Verbazingwekkende vondst: een doosje Dr. Oetker brownies in aluminiumfolie, waarin zich een blok grijs uitgeslagen brownie-beton verstopt heeft. Waarom bewaar je zoiets in vredesnaam bij je kleren? Sterker nog, uit de kledingkast van de andere zoon komen twee keiharde verpakte muffins tevoorschijn, houdbaar tot september 2019! Badschuim, brownie, muffins… rare jongens.
Het grootste probleem bevindt zich op zolder. Die zolder waarvan ik het luik amper durf open te doen. Hiervoor moet ik echt moed verzamelen. Ik hoopte op een aantal dozen met oude administratie die weggegooid mocht, maar helaas. Al die dozen bevatten fotoalbums. Ja, alweer. Goed geteld kom ik nu op 12 dozen totaal. Zo’n 80 jaar familiegeschiedenis, tot de digitale fotografie het rond 2007 definitief overnam. Ik lijk wel hartstikke gek.
Oud kampeergerei zoek ik uit, ik bewaar nog niet de helft. Een doos met ronde lampen die we nergens meer kwijt kunnen, gaat direct naar beneden. Een grote krat vol met Polly-Pockets, een soort mini Barbies, met toebehoren, een cruiseschip en een tropisch eiland mag van dochterlief naar een goed doel. Hopelijk hebben een paar meisjes nu een leuke Sinterklaas. Alleen al die kratten ongesorteerde Lego durf ik niet weg te doen. De meeste beschrijvingen hebben we bewaard, als ik óóit helemaal niets meer te doen heb, kan ik wellicht proberen van alles bij elkaar te zoeken en in elkaar te zetten.
Van alle dozen speelgoed en knuffels, babykleertjes en -beddengoed houd ik niet meer dan een beetje over. Nog één keer laat ik alles door mijn handen gaan en zie de beelden van 20-27 jaar geleden. Van een blije baby, een kruipende kleuter. Dan gaat alles in grote dozen naar beneden. Gelukkig hebben we de honderden foto’s om ons aan onze geluksmomenten te herinneren.
Het begint ergens op te lijken. Tenminste: als je nu de kinderkamers bekijkt die vol staan met alles wat weg mag en daarbij optelt wat er al in de kledingcontainer, bij het oud papier en in de kliko is verdwenen. Als je de zolder op komt zie je nog steeds geen verschil. Onvoorstelbaar. Ik stuur foto’s van de hele handel naar de kinderen: “wie ergens in geïnteresseerd is, moet dat nú zeggen!”. Het blijft angstwekkend stil.
Aan de letterbak met smurfen en Kindersuprise-ei speeltjes is de oudste bijzonder gehecht, dus die blijft hangen. De schaatsen, doorlopers, kinder-krabbertjes, een paar ijshockey-noren en een paar gewone noren, komen zodra het dreigt te gaan vriezen op Marktplaats. De rest, twee volle kofferbakken met dozen en zakken, breng ik naar de kringloop.
Ik ben nog lang niet klaar, maar het begin is gemaakt. Het is bijna tijd om de kerstspullen uit te zoeken. Daar kan ik nu in elk geval bij.