Ten langen leste aanvaardden we de terugweg. Om toch nog iets anders dan anders te zien, besloten we over Grenoble te rijden in plaats van via Lyon. Het werd een reis met pieken en dalen.
De eerste dag begon veelbelovend. Stralend weer, niet te warm, het dak lekker open. We zwaaiden de blauwe, blauwe Mediterranée gedag en trokken een bijna rechte lijn naar boven.















Tot we vlak na Sisteron in een beginnende file vlak voor een tunneltje terecht kwamen. Op de smalle weg was een zwaar ongeluk gebeurd, het wemelde al van de zwaailichten en blauw-gele uniformen. Met het karretje keren was niet zo simpel, geduldig bleven we wachten. We hadden immers vakantie. Uitstappen, stukje lopen met Ravi, in alle rust even rondneuzen bij een ‘vide-maison’ naast de weg. Wat een troep. Dat was inderdaad geen ‘brocante’ te noemen, ik was gauw uitgekeken. Met een koekje, een slokje water en een beetje kletsen vergleed de tijd. Uiteindelijk kwam de gendarmerie ons vertellen dat er een helikopter moest landen, we moesten de weg vrij maken. Maar hoe? Mijn snuggere, eerder weggewuifde suggestie om het karretje los te koppelen, de auto te keren en het karretje weer aan te koppelen, werd nu schoorvoetend opgevolgd. Amper een minuut werk, waar deden we moeilijk over.
Tomtom verzon een nieuwe route. Wauw. Hoger, steeds hoger. De Dyane klom dapper door naar 1000-nog-wat meter hoogte, het karretje hobbelde braaf mee. Fraaie vergezichten, stoere rotspartijen en de kale toppen van de Alpen naast de auto. We raakten niet uitgekeken. Waarom hadden we deze route nooit eerder gereden? We kronkelden. Over iets heen: de snelweg, een stad, een rivier. Onder iets door: een spoorlijn, een boerenlandweg, een berg. Of andersom: onder een stad door en over een berg heen. Magnifiek.








Na een rommelig stuk péage rondom Grenoble -daar hebben we eerder nooit wat aan gemist in elk geval- vonden we ons hotel. Uitzicht op de bergen in zonsondergaande kleuren.
Zondagsmorgens (r) trok ik de gordijnen open, had iemand ’s nachts stiekem de bergen weggehaald! Ik keek naar een dikke mistvitrage. Verdwenen was mijn uitzicht. Alles zat in de wolken waar, zoals het goeie wolken betaamt, baggerveel regen uit donderde.


We vervolgden onze reis. Tussen de buien door dronken we sloten koffie en piesten in de bermen bij gebrek aan mooie aires met sanitair. Wat een tocht. Zóveel verkeer, zoveel regen, zoveel rotondes in Bourg-en-Bresse en zoveel stoplichten dwars door Metz. Ik kon geen regen, rotonde of stoplicht meer zien. De motor was onderweg steeds meer herrie gaan maken. Het ‘flappertje’ was uitgelopen op een ‘rammeltje’ tot een constant kabaal. Het bleek slechts de losgetrilde klem te zijn waar het eerste stuk uitlaat in hing te rammelen. Bij het hotel kon Gijs het eenvoudig aandraaien toen de motor wat afgekoeld was.




De laatste dag reden we onder een voorzichtig zonnetje over de snelweg naar huis. Wat een verademing na al die rotondes. Gijs was bang voor de laaaange hellingen in de Ardennen, maar Dyaantje kon de vrachtwagens prima bijhouden. Bij Hazeldonk, waar we vorig jaar met een gat in de voorruit in de regen stonden, dronken we nu koffie in de zon. Met 3800 kilometer op de teller waren we om 4 uur thuis, blij welkom geheten door de buren. Home sweet home.
‘Weer eens wat anders’ noemde ik het verhaal. Ja, dit was een vakantie anders dan anders… met veel van hetzelfde. Ravi, het wisselvallige weer en de nasleep van de Covidmaatregelen waren nieuwe avonturen. De bestemmingen waren ons echter zo bekend als een tweede huis. De plannen voor volgend jaar broeien al in ons hoofd. Nu naar écht andere Franse regio’s, bijvoorbeeld de Westkust of de Alpen? De Dyane kan alles aan, dat weten we wèl. De voorpret kriebelt, we kijken er nu al naar uit!



