Van socialiseren, zoals ze dat zo mooi noemen, kwam natuurlijk niets terecht toen ze in isolatie moesten. Zij niet naar buiten, ik ook niet. Ja, ik werd de tuin in gebonjourd als ik luid genoeg liet merken dat ik écht, heus moest plassen, maar verder kwamen we nergens en zagen we niemand.
Wandelen moest ik aan de riem door de tuin. Na drie rondjes waren ze al moe. Ik nog lang niet. De zon scheen. Zij gingen in een stoel zitten uithijgen en ik mocht gravengravengraven. Gravi. Lekker met zwarte moddersokken en klei in mijn snor. Slakken eten tot ze werden afgepakt. Kon ik mooi een nieuwe slak gaan zoeken, er waren er genoeg.
Na een eeuwigheid werden ze vrij gelaten, zodat we de straat weer op mochten. Keten met de buurkinderen, snuffelen aan de buurhonden en het gemeentegras aan een uitgebreid bodemonderzoek onderwerpen. Hèhè, eindelijk. We zijn er weer.
Voorzichtig gaat Hij in de tuin aan het werk. Ik haal alle bollen voor Hem naar boven. Hoeft Hij niets voor te doen. Takken sleep ik gauw weg want in de vuilnisbak gooien is zonde. Samen in de tuin werken. Zij wil filmen hoe goed ik dat doe. Daar wordt Ze duizelig van, ik ren namelijk sneller dan Zij kan draaien. Lekker graven, lekker draven.
We zijn zelfs weer naar school geweest. Natuurlijk heeft Ze een hoop lessen gemist, dus ík moet mijn beste voetje voorzetten:
‘Naast’ lopen is een makkie. Vervolgens mag ik niet naar de andere hond omkijken, simpel. Ik weet namelijk waar de brokken te halen zijn, en dat is bij Haar. Die hond heeft niets.
‘Af’? Moet ik gaan liggen in dat natte gras? Dank je de koekoek. Dat komt wel een andere keer.
Er is iets wat ze ‘aandacht’ noemen. Wat ze daarmee willen is me niet helemaal duidelijk. Haar ook niet.
‘Blijf’ -als ik moet blijven zitten- lijkt niet zo moeilijk maar er is zóveel afleiding! Meeuwen krijsen boven mijn hoofd. Een auto komt langs. Daar, een fietser met een grote hond. Pas als die allemaal voorbij zijn kan ik weer op Haar letten. Waar waren we? Oja. Blijf.
Op ‘Ravi, hier!’ reageer ik direct: jiehaaaa snoepies!
Verder weet ik wat ze bedoelen met ‘los’. Dan verwachten ze dat ik alles uit mijn mond laat vallen en aan Haar geef. Geen probleem, dan hap ik wel in Haar hand. Dat je het even weet. Dat schijnt niet te mogen. Word ik een poos genegeerd. Saai. Volgende keer toch maar braaf doen, dan gooit ze die stok/die bal/dat speeltje/dat trektouw nog een keer weg en mag ik terug racen om het op te halen. Dat kunnen we lang volhouden, ik een beetje langer dan Zij.
Tjee, wat een boel kunstjes hebben we al moeten leren. Die moeten we de komende weken wel goed blijven oefenen anders is Zij ze weer zo vergeten. Ik hoop dat Haar geduld net zo groot is als de tuin.
Kom nou speeeeelen!


Spelen in de tuin en met mijn baggerpootjes terug onder de tafel kruipen.


Na een zware dag is het goed rusten.

