Prélude:
Alleen op de wereld.
Geen tegenliggers, geen jakkeraars,
geen mens op straat.
In het dorp is het circus neergestreken,
eenzaam zwaait de grote olifant zijn slurf.
Alleen op de wereld.
Naar onze smaak is de omgeving niet echt móói te noemen. Saai zelfs, kleurloos. Onze verwende ogen komen langzaam onder de bekoring van dit vreemde golvende landschap. Een boerenpad biedt de perfecte gelegenheid voor een koffiestop en een foto sessie voor een wedstrijdje in blauw. Een colonne vrachtverkeer dendert op de snelweg in de verte, hier op de vlakte slechts stilte.
We rijden door windmolenland. Op korte stelen zwiepen lange wieken sloom hun rondjes op de heuveltoppen. Van symmetrie is weinig sprake, ze lijken willekeurig in het land neer geplant, de koppen elk een andere kant op gericht.
Grote roofvogels houden de kale akkers in hun greep. Laag over de weg scheert een joekel van een buizerd vlak voor onze bumper naar de overkant. Een enkele vleugelslag verraadt een biddende valk hoog in het blauw.
Stofwolken volgen de geduldige banen van de dorsmachine. Langgerekte velden zijn donker van de zonnebloemen in hun doodskleed. Dwars door de Champagnestreek gaat de route, we hebben nog geen druivenstok gezien.
Intermezzo:
Als een Eend op zijn Vlaams een ‘geit’ is, dan is onze Dyane een ezeltje.
Het trouwe pakezeltje dat dapper de Bourgondische heuvelen beklimt.
Slechts af en toe krijgt het de sporen bergopwaarts. Dan gaat het een versnelling lager.
Naar beneden gaan de teugels los en rent het zo hard zijn wieltjes draaien willen.
Langs Bar sur Seine en het troosteloze Cirque d’Europe zien we bij Polisot en Polisey eindelijk de eerste wijnhellingen. In Les Riceys laten we ons verleiden een eindje om te lopen, langs de 16e-eeuwse kerk, een bloemenbrugje, oude huisjes. Kneuterige oudheid. Dit is wat de francofielen ‘het échte Frankrijk’ noemen.
Bij het tankstation…. weigert de tankdop dienst. Gijs spuit een hele bus WD40 leeg maar de dop geeft geen krimp. 13.50 uur. Om 14.00 uur arriveert de garagiste die de dop al snel tot inkeer brengt. Nu niet meer op slot doen. Het zit wat gammel, maar we kunnen weer door. Thuis zullen we wel op zoek gaan naar een originele ‘bouchon du réservoir d’essence’.
Vanmiddag wordt de route gekleurd door signaalrode en witte geraniums, vlijtige Liezen met roze schortjes en lila alliumbollen in plantenbakken overal waar men die maar kan ophangen of neerzetten. Hanging baskets in de dorpsstraten, volgeladen brugleuningen, bloeiende ornamenten voor een kerk. Binnen-tuintjes achter hoge hekken noden tot binnen-gluren.
Dwars door tal van dit soort antieke plaat(s)jes slingeren we verder. Vale koeien met hun melkwitte kalveren bekijken ons stoïcijns herkauwend vanonder hun gepermanente toupetjes. De zon brandt op het bloemendak dat van schik van kleur verschiet.
Bij Autun vinden we een kleinschalig kampeerterrein met een zwembadje en vriendelijke mensen. Een kabbelende beek voor de deur en een sanitairblok achter de tent: wat willen we nog meer. In een uur tijd is de tent opgezet, zijn de bedden opgeblazen en de kastjes geïnstalleerd. Gijs bakt een omelet, we hebben wat brood en daarna is er niets meer te doen dan naar boven te kijken.
De wijnfles is leeg, de sterren geteld. We gaan slapen. In onze nieuwe tent, op de nieuwe luchtbedden. En morgen zien we wel weer.
Finale:
Prachtige dag,
blauw-warm en zon.
De nacht is navenant
heldere sterren in diepzwart
… en bérekoud!























