De jongeman achter de balie schrikt op uit zijn geleerde gedachten wanneer we de deur door stuiteren. Schijnbaar totaal niet van slag door de vermoeiende en waarschijnlijk luidruchtig openhartige dames, staat hij ons vriendelijk te woord. We kunnen gelijk onze jassen aanhouden voor de rondleiding die even later al begint.
Met de capuchon op lopen wij, makke schapen, achter dezelfde jongeman aan naar buiten. Enthousiast vertellend weet hij veel details in het grote geheel in het tijdsbeeld van begin twintigste eeuw te schetsen. Op het binnenplein is een krotwoning van vóór de sociale woningbouw nagebootst, inclusief de la onder het bed voor het ondergeschoven kind.
Buitenom worden we gewezen op de bakstenen, rood, zwart -de misbaksels-, het ontbreken van de regenpijpen, de manier waarop ‘het schip’ is vormgegeven rondom het schoolgebouw dat er al stond, de kunstwerken die geïntegreerd zijn in het gebouw, in het metselwerk zelf. Ik hou van de Amsterdamse School-stijl, van het lettertype dat consequent is toegepast op de gebouwen en huisnummers. Prachtig. Mijn telefoon heb ik stom genoeg thuis laten liggen, maar van Lidia mag ik me helemaal uitleven met haar toestel. Dank!
Met zijn allen dringen we de museumwoning binnen, waar het dagelijkse arbeidersgezinsleven plaats vond. De loze torenspits erboven heb ik al eens van binnen gezien, de spinnen laat ik liever met rust. Hierna zien we het postkantoortje, de ‘spreekcel’ met de dubbele deur en de ‘luistervinkjes’ op de ‘telegraafdraden’, de loketten waar ‘quitantiën’ werden afgegeven en waar het salaris uitbetaald werd, opdat Pa na de werkweek het loon niet direct omzette in drank, zoals vroeger gebeurde toen de loonzakjes in de kroeg werden overhandigd. Zulke verhalen maken iets levends van een stel bakstenen, geglazuurde tegels in postbankblauw en glas-in-loodraampjes.
Slechts een beetje verkleumd zitten we een uur later eindelijk aan de koffie met een appelpunt. Wel opschieten graag, de geboekte lezing ‘de conservator vertelt’ begint zo.
Conservator Nikki vertelt ons wat de, misschien niet zo voor de hand liggende, connectie is tussen Amsterdamse School architectuur van Michel de Klerk en de werken van de Catalaan Antoni Gaudí. Het meisje is één en al uitbundige beweeglijkheid, blij dat ze ons leken kan inwijden. Zo stelt ze ook Barcelona en de Sagrada Família voor mij in een nieuw perspectief. Weer wat geleerd, zo voor we de tentoonstellingen gaan bekijken.
Het trappenhuis, de rechte gangen en de lokaaltjes aan weerszijden tonen nog echt het lagere-school-gebouw waar het museum in is gevestigd. De lage leuning voor de kinderen, de granito vloeren en de luie traptreden zijn in perfecte staat teruggebracht. Met enige verbeeldingskracht hoor je de kinderstemmetjes de tafels opdreunen, je ziet de keurige rijen kinderen twee-aan-twee de trap op stommelen. De hoofdmeester slaat in de gang de boel welwillend gade. Zoiets stel ik me dan voor. Amsterdamse School in de meest letterlijke zin des woords.
De Gaudí-verdieping is een schatkamer met 3D geprinte maquettes, blauwdrukken, krantenartikelen, tegels, deurklinken, stoelen, deuren en als pronkstuk de bronzen bij van het arbeiderscollectief. Kinderen jong en oud kunnen hun hart ophalen met plexiglas-mozaïekstukjes op grote magneetborden.
Op de eerste verdieping is van alles te zien over de tijd waarin het ‘arbeiderspaleis Het Schip’ gebouwd werd. We lekkerbekken bij mooie vazen, zwijmelen bij zwart-wit gestileerde prenten, herkenning bij klokken en beeldjes. Teveel om op te noemen. Als een ware tijdmachine is in één van de lokalen een straatje nagebouwd, met wasgoed boven onze hoofden, door kijkramen bij de huizen naar binnen koekeloeren, projecties van twee roddelende buurvrouwen die op de stoep zitten, het geluid van kerkklokken en de paardenhoeven van de kar van de schillenboer.
Als we eindelijk terug beneden in de museumwinkel zijn, worden we verwelkomd met een hartelijk: ‘zijn jullie er nou nóg!’ We worden er om 5 uur echt uitgejaagd, de tent gaat sluiten. Snel rekenen we onze buit af en laten de mensen met rust. Hun oren zullen nog lang na-tetteren.