Je kunt niet zo lang in Thailand gaan wonen en maar één olifant zien. Nee, dat kan niet.

Omdat ik de stichtingen Bring The Elephant Home en het Elephant Nature Park een warm hart toedraag, wil ik enkel naar een olifanten-centrum dat deze wilde dieren niet als huisdier of werktuig behandelt. Waar geen ritjes aangeboden worden, waar geen stokken met haken gebruikt worden, geen boomstammen gesleept hoeven te worden of godbetert geen schilderijen met de slurf gemaakt worden. Waar ze niet door hoepels hoeven te springen, op een ton balanceren of polo spelen of moeten vliegen als bezoekers daarom vragen.

Er zijn inmiddels weinig olifantencentra meer te vinden waar dat gebeurt, maar helaas zijn ze nog niet helemaal verdwenen. Die zich voordoen als ‘eco-friendly’ of ‘ethical’ maar waar de dieren met kettingen vastliggen, waar ze niet vrij mogen rondstruinen, waar de mens de baas is.

Bij Pattaya is de zogenaamde ‘Elephant Jungle Sanctuary’. Ik had dochterlief al vooruit gestuurd om te controleren of het echt zo is. Kunnen de dieren echt vrij rondsjouwen? Is het gebied groot genoeg, grote dieren vragen nou eenmaal om een grote leefruimte? Ze kwam enthousiast terug, mijn achterdocht weerstrevend. Een goede reden om zelf op onderzoek uit te gaan.

Het hotseklotsbussie, de opstaptruck, is er om half 7. We pikken een gezellige jonge vrouw op, Alyson. We kletsen erop los, in no time ken je ieders life story. Verderop volgt een Amerikaans gezin, Pa, Ma, Meggie van 8 en Sam van 6, een olijke spring-in-‘t-veld. Pa moet het kind goed vasthouden in zo’n open bak. Meggie begint gelijk te rebbelen en verwacht een zinnig antwoord terug. Gezellig, ik ben gelijk wakker, zit er helemaal in.

Na een halfuur hotseklotsen komen we bij het kamp. Er staan al mensen in hun Karen-jakjes te knuffelen met een paar olifanten onder een afdak. Mijn eerste blik, omdat ze zo netjes opgesteld staan, gaat naar de poten. Gelukkig geen kettingen te zien. Een paar kleine bankjes zijn als ‘barrière’ neergezet waar de dieren zo omheen kunnen wandelen.

Het zijn er vier. Namen en leeftijden worden genoemd. Ik onthoud alleen dat er eentje zo zwanger is dat ze bijna kan bevallen en dat de oudste van 68 jaar geen tanden meer heeft. Een heel spitse ruggengraat steekt uit boven haar schonkige flanken.

Het voederen der dieren kan beginnen. Grote wasmanden met banaantjes, ananasbrokken en suikerrietstokjes worden aangevoerd. De ene olifant is kieskeuriger met eten dan de ander: dan krijg je het banaantje weer terug geslingerd. Uiteindelijk gaat al het fruit schoon op, waarna ze bamboe of suikerriet krijgen om het fruit beter te kunnen verteren. Opnieuw een fotomomentje.

Waar komen de olifanten vandaan wordt er gevraagd. Eén bij ‘logging’, zeulen met boomstammen bij de houtkap, de andere uit circus, show en elephant riding. Echt, als je die smalle ruggenwervel ziet, snap je niet dat we -ja, ook wij- daarop zaten. Ik schaam me achteraf dat ik indertijd niet goed heb opgelet, dat ik onwetend als de eerste de beste toerist hieraan meegedaan heb.

Hier wordt er niet op olifanten gereden, ze hoeven geen kunstjes te vertonen, er wordt geen bullhook gebruikt. Gezien de achtergrond waar ze vandaan komen en het feit dat ze nu als kleine kudde leven, oma, moeder-in-spe en twee tantes, maakt het niet waarschijnlijk dat ze ooit zouden kunnen overleven in het wild, zoals in Khao Yai.

’s Avonds slapen ze in een stal, die ik niet gezien heb. Ik weet dus niet hoe groot die is, of ze dan wel aan de ketting gaan. Mijn wantrouwen blijft knagen, erg hè.

Tijd voor het modderbad. Ook dat vind ik eigenlijk een tourist entertainment: als olifanten willen badderen, kunnen ze dat heel goed zelf regelen. Toch is het heel grappig om te zien hoe de volwassenen zich als kleine kinderen insmeren met modder en de olifanten aaien. Ik laat me overhalen mee te spelen en laat me voorzichtig in de poel zakken. Doodeng, ik zie geen klap want heb mijn bril afgedaan. Ik lach mezelf flink uit, daar in die blubber. Aan de overkant van het paadje een ‘schoner’ bad. Dat is veel dieper, na twee meter is het echt zwemmen geblazen. Welja, waarom niet. Moeders zwemt met olifanten, het moet niet gekker worden.

Na een korte douche en een uitgebreide maaltijd gaan we als laatste naar de olifantenpoep-papier-hut. We krijgen in 3 minuten uitleg over een proces wat eigenlijk 2 dagen in beslag neemt. De Amerikanen gruwelen lichtelijk. Vroeger vervaardigden mensen toch ook papier van vezels? Dus waarom niet van plantaardige poep verrijkt met gedroogde gras- of liaanachtige stengels? Dit gaat op diezelfde ouderwetse manier. Daarna krijgen we de gelegenheid tot het maken van een envelop. Dat wil zeggen, uit een voorgevormd, gestanst sjabloon van olifantenpoepapier een vrolijke envelop en een briefkaart in elkaar fröbelen.

Tegen die tijd is het zowat 12 uur, de terugtocht wordt aanvaard. Thuis: kleren uitspoelen en grondig douchen. En dan is er koffie.


%d bloggers liken dit: