Onze tijd met de kinderen samen begon met een weekend lang de toerist uithangen:
Zaterdagmiddag rijden we naar Wat yan sang wararam waar we de Chinese tempel met de tentoonstelling over boeddhisme, de grote witte stupa en de wassen beelden van oude monniken bekijken.
Wat verderop dwalen we een poos door Viharn Sien. Yasmin heeft de Buddha of Medicin ontdekt, helaas is een miniatuur daarvan niet te vinden. Ze vraagt me van alles waar ik geen antwoord op weet. Ik ben, volgens haar, een reisleider van likmevestje.
Als laatste rijden we naar de Laser Buddha. ‘Hoe hoog issie?’ ‘Weet ik veel.’ ‘Je bent echt een reisleider van nix!’ We vinden een bord, het blijkt dat de rotstekening 130 meter hoog is. Hoog dus. Dat is toch genoeg om te weten?
Yasmin en Gijs gaan ’s avonds de stad onveilig maken. Vanaf de rotonde lopen ze Beach Road helemaal af en bijna heel Walking Street tot ze een Rock Café ontdekken waar ze een paar biertjes drinken. De mannen van de band kunnen goed zingen, maar aan de tekst en het Engels mankeert van alles. Dat maakt het extra leuk en gezellig.
De volgende dag begint goed. De kranen, deurklinken, wasbakken, zelfs de wc, werkelijk álles is vierkant, hard en hoekig in dit huis. Daarbij zijn die kranen verkalkt waardoor het water met grote druk alle kanten op spuit. Yasmin verklaart: ‘zelfs het wáter is vierkant!’ Ik blijf er de hele dag om grinniken.
We lopen door Walking Street, die er nu totaal anders uitziet dan gisteravond, rustig en saai. Zoiets als Amsterdam na Koningsdag. Aan het eind van de pier nemen we de ferry naar Koh Larn.
Op het eiland regelt Gijs een opstapper die ons tot de voet van de trap brengt. Ondanks de ontbrekende weg op het laatste stuk. Da’s vriendelijk van de man, nu moet hij het halve stuk in zijn achteruit naar beneden tot hij kan keren bij de Grote Boze Monnik.
Kwan Yin staat nu in de steigers, de hele constructie is aan betonrot onderhevig en het heeft de afgelopen tijd vaak gestormd. Stukje bij beetje versterken ze de boel. Aan de trap zelf zijn ze nog niet toegekomen, die is nog slechter dan een paar maanden terug. Een paar maanden alweer, wat een gek idee eigenlijk.
We komen dit keer niet helemaal kapot boven aan en al moeten de nieuwkomers wel erg aan de warmte wennen, lopen zij verder door naar boven, naar de holy well.
Naar beneden lopen, dat gaat een stuk beter dan naar boven. De ‘grote boze monnik’ die vorige keer nog in de steigers stond, is nu geschilderd. We weten niet wie deze beelden moeten voorstellen, Boeddha of een monnik, daar komen we maar niet achter.
Inmiddels is het al vrij laat, de meeste tentjes en kramen zijn al dicht of men is aan het inpakken. We zijn op tijd voor de laatste boot naar het vaste land. Op het water: schommelen en dommelen.