Eindelijk heb ik denk ik genoeg moed verzameld… om naar de kapper te gaan. Ik weet het, het slaat nergens op, de tandarts is erger en toch ik ben zenuwachtig.
Ik loop alsof ik weet waar ik mee bezig ben bij Central Festival naar binnen, de roltrappen op naar de 4e verdieping, waar Cut en Curl -samen met nog 28 andere kappers- zit.
Het is er rustig op een doordeweekse dag. Ik probeer de kapster, zelf met een prachtige volle zwarte schuine bob, uit te leggen dat ik er alleen een klein stukje af wil. Ze kijkt bedenkelijk. Laten we eerst die boel maar eens wassen.
Languit op een bank gelegen wordt mijn haar door een shampoomeisje langdurig gewassen en vertroeteld. Een warme kussenrol onder mijn nek terwijl de conditioner in mijn haar gemasseerd wordt.
Terug in de stoel komt de knip-kapster er weer bij. Ik vraag haar hoe erg het is en krijg een eerlijk antwoord. ‘I think we should cut more.’ Daar was ik al bang voor, na ruim vier maanden geen kapper gezien te hebben is mijn haar zo dood als een pier en evenzo groen. Ik geef me over. Maak er maar wat moois van.
De dame gaat voortvarend aan de slag. Het lijkt mee te vallen wat ze eraf haalt, zo te zien wordt het wel wat. Als het knippen klaar is, komen er twéé droogmeisjes aan te pas om mijn haar in een prachtige krul te föhnen. Ze vouwen elk aan een kant een ronde borstel om de voorste pluk heen die netjes naast mijn oren blijft hangen. Het ziet er belachelijk uit, grandioos. Selfies maken? Ik moet er niet aan denken. Niemand hoeft zich te verkneukelen om mijn stupide hoofd.
Als het laatste haarsprietje droog is geblazen komt de opperkapster nog even kijken, checkt de boel, schudt het in model en houdt de spiegel achter me zodat ik kan zien hoeveel eraf is. Wel een endje, het ergste groen is er nu uit. Prachtig, ik ben allang blij dat het voorbij is.