Autorijden. Noem me gerust een watje, ik heb het nog niet aangedurfd. ‘Ach, je went eraan hè’, luidt het laconieke commentaar van mijn immer kalm blijvende chauffeur.
Om hier in Thailand te kunnen rijden, leer je allereerst: je stuur zit rechts en je rijdt óp de middenstreep. Men neme dit letterlijk. Vervolgens leer je: je rijdt daar waar plek is. Dat geldt voor alles en iedereen. Of het nou met de richting mee of tegen de stroom in is. En als laatste typeert mijn 10 jaar oude Lonely Planet de ontbrekende verkeersregels als volgt: ‘[…] if you’re bigger and faster, you have right of way’. Onze auto is maar een kleine Toyota Vios…
Dus let goed op. Jahaa. En kijk goed uit. Jahaa. Is het lichtje rood, dan wachten we. Behalve wanneer we linksaf slaan of er niemand oversteekt. Dan magge we.
Een wegversmalling? Driebaans wordt vierbaans op tweebaans asfalt. Mai pelai, iedereen doet eraan mee dus maakt niet uit. Aan onze ene kant wordt een grote bus wat handtastelijk, de zware pickup truck aan de andere kant wordt op zijn beurt door ons dappere koekblik in de betonnen vangrail geduwd. Brommertjes kriskras overal tussendoor. Mai pelai. Wat maakt het uit.
Doorgaande wegen hebben veelal geen kruisingen. Om ergens aan de overkant te geraken rijd je er eerst voorbij, waarna je een levensgevaarlijke u-turn maakt om aan de goeie kant van de weg uit te komen. Het tegemoet komende verkeer rijdt even hard door en wijkt zeker niet voor je uit. En je moet maar hopen dat het achteropkomende verkeer doorheeft dat jij stilstaat om te keren en op tijd remt en om je heen zwenkt.
Rijden in het donker is een avontuur op zich. Als je dronken bent, ga je gewoon heeeeeel langzaam rijden. En met je brommertje zonder licht tegen het verkeer in op de vluchtstrook op de onverlichte snelweg? Mai pelai. Kan gewoon.
De wegen leiden alfabetisch over asfalt, betonplaten, gravel, grind of gruis. Het is vooral uitkijken geblazen als zelfs het grind ophoudt: dan is de weg -heel zen- alleen maar ‘weg’.
Op het platteland moet je continue uitwijken voor honden en kippen, slalommend tussen de gaten in de weg. Wegwerken worden zelden aangegeven. Je merkt het vanzelf als je voor een grote oranje weg-afsluiter staat. Gewerkt wordt er onlogisch, ongecoördineerd en onveilig. Op teenslippers en met een zonneklep op, vooral geen helm, een kraan besturen of asfalt uitharken, zulke dingen. Vreemd genoeg ligt er op een gegeven moment dan toch een weg. Die vervolgens niet onderhouden wordt, zodat de gaten er snel alweer invallen.
Vind je het gek dat ik het nog niet aangedurfd heb.
Tot zover stond het verhaal in concept al klaar om te posten. Het venijn zit ‘em uiteraard in de staart. Boem is… ho.
Op zondag werken de stoplichten volstrekt willekeurig, de één wel en de volgende niet. Dat betekent dat je bij het oversteken ernstige voorzichtigheid dient te betrachten. De auto’s op baan 1 en 2 stoppen en laten ons oversteken, we kruipen er stapvoets voorlangs. De zwarte auto op de 3e -linksaf- baan slaat niet af maar stuift helaas gewoon rechtdoor…. en ziet ons BAM! een tikkie te laat. Een fors tikkie.
Ik zie hem in mijn ooghoek aankomen, kan nog net mijn handen voor mijn oren slaan en ineen duiken. De auto rijdt nog, Gijs zet hem rustig aan de overkant in de berm. Na een paar minuten ontbibberen stappen we uit en bekijken de schade.
Gelukkig zijn we zelf nog heel, op een paar blauwe plekken na.
Gelukkig is de zwarte auto gestopt.
Gelukkig zijn die inzittenden ook ongedeerd.
Gelukkig spreken de twee jonge Thai, van Chinese afkomst, gestudeerd in Boston, goed Engels.
Gelukkig heeft Gijs een Thais rijbewijs.
Gelukkig hebben we een verzekerde company car.
Gelukkig tolkt één van de jongens voor ons bij onze verzekeringsmaatschappij.
Allemaal gelukken bij dit ongelukje.
Na twee uur is de inspectie door de wederzijdse verzekeringen afgerond en kunnen we weer op pad. Mijn deur zit volledig in puin en gaat alleen nog van de binnenzijde open. Door het kieren is het net of er een raam open staat. Ik schrik van iedere auto die van links komt, van alle brommertjes die van alle kanten opduiken, zelfs Gijs zit wat meer gespannen achter het stuur. We gaan naar ‘huis’, op het dak aan het zwembad liggen.
Zelf autorijden… ik dacht het effe niet.