Songkran – dag 2
Vandaag maken we er een heel bedaarde, superrustige dag van. Alsof het vakantie is. Dik ingesmeerd, hoed op, zonnebril op, naar het strand. Het is om 10 uur al heet. Net als gisteren staat het kwik op minimaal 36 graden.
We versieren twee ligbedden met parasols erboven, en dan maar mensen kijken. Leuk. Veel hele kleinen en veel heel erg ouden. Voltallige families zitten de hele dag lang met elkaar in de klapligstoelen te kletsen en te eten. Overopa’s met mini’tjes op de arm, achterkleinzonen met omaatjes aan de hand, heel schattig.
Wij bestellen eveneens een hapje. In plaats van de gevraagde ananas en een fles water krijgen we een groot stuk watermeloen. Mai pelai (tant pis, wat maakt ‘t uit). Lekker toch?
Afkoelen in zee heeft geen zin. In het water is het net zo warm als daarbuiten, hooguit het briesje lijkt je lijf wat af te koelen. Zeer vermoeiend allemaal. Ik slaap zeker anderhalf uur. Als ik wakker word, ben ik op een haartje na gezonken… ik sta tot halverwege de stoelpoten in de branding.
De watersmijttoestand, hoe melig ook, is gelukkig over. Zodoende nemen we een stuk minder zand in onze kleren mee naar de kamer. Na het douchen in het bad onder een lekkende spuitkraan is de rest van het zout en zand wel weggepoetst.
Voor het avondeten stranden we in een straatje richting strand. Er zitten wat Indiërs in het zaakje te eten, dan moet het wel goed zijn. En dat is het. Doe mij dit maar elke dag.
We struinen met volle maag weer verder, linksom naar de Night Bazaar die uiteraard rechtsaf zit. Het is nog steeds loeiheet en met al die honderden mensen en net zoveel eterijen is het niet te harden. Erg grappig, maar oh moeder wat is het heet. Tussen al die mensen door wringen zich talloze auto’s. Men kan niet rijden, daar zijn we inmiddels wel achter. In een donkere bocht geef ik een hengst op een grote bak die persé het merendeel van mijn lieftallige teentjes wil pletten. Mijn buik kan ik wel inhouden, maar mijn lange tenen intrekken is een stuk lastiger.
Terug in de hotelkamer staat er een lief olifantje gevouwen van de handdoeken op het bed. Helaas spot ik direct ook een groot zwart beest op de muur. Hoe kun je zo’n mormel in hemelsnaam een lief naampje als Zaza geven. Ze zijn doodgriezelig! Het loeder vlucht onder het bed waar ik nu dus niet meer in durf. Gewapend met een grote bus verdelgingsmiddel gaat Gijs de monsters te lijf. Geheel tegen Boeddha’s leer en totaal niet milieu vriendelijk, het zal me een zorg wezen.
Na een uur noodgedwongen in de lobby bivakkeren ruikt het nog lichtelijk naar benzinedamp maar de kakkerlak is erg dood. We kunnen gerust slapen.