Een stukje wandelen door een park klinkt als een ultieme zondag-belevenis. Misschien eventueel de naastgelegen markt over. Ook leuk.
Voor ik het in de gaten heb, sta ik midden op een vismarkt shocking klem terwijl de schrille stemmen van de Thaise marktkooplui luidkeels de vers gevangen waren aan hun klanten (en huiverende verloren zielen) aanprijzen. Dat neem ik tenminste aan, ik versta geen bal van het geschreeuw.
Dusdanig tussen de menigte in gewrongen kan ik onmogelijk bij mijn camera. Ik zal proberen te omschrijven wat ik zie, het bijbehorende kabaal en de sterke geuren moet ik aan de verbeelding overlaten.
Overal om me heen, zo ver ik kan kijken staan grote overlopende halfkuubs bakken opgesteld met vissen, grote krabben, kreeften, garnalen, langoustines, gamba’s, schelpen, inktvissen, doorzichtige glibberbeessies, mosselen, oesters en dat alles in veel soorten en maten. Achter die bakken veel kooplui die emmertjes water blijven gooien over de spartelende inhoud van de bakken. Op je slippers door dat vissige water waden, mannetje aan mannetje schuifelen tot er ergens ‘n glimp licht -en lucht!- gloort.
Ik breng het maar onder bij het kopje: avonturen van een vegetariër in een vissersdorp. Niet echt voor herhaling vatbaar als het aan mij ligt, maar een avontuur is het zeker.
Uit de herrie ontvlucht komen we bij een piertje, de kade waar de vangst van vannacht is binnengebracht. Een kleurig geheel van huizen, boten, netten, afval, en wat er nog maar meer bij visvangst komt kijken. Het is eb, erg eb, de vissersbootjes liggen scheef in de modder. De grote en kleine zilverreigers hoeven weinig moeite te doen om drooggevallen schelpdieren op te vissen.
Het parkje zelf is met recht een park-je. Thaise families, stelletjes en padvindersclubjes picknickelen op het gras, een gemoedelijk zondags stekkie. Zo klein dat je er in vijf minuten doorheen gelopen bent, zo gemoedelijk dat ik vergeet te fotograferen.