Volgens Gijs moeten op het straatje achter het strand ook wat eetgelegenheden zijn. Nee dus. We komen een aantal TL-verlichte vreetschuren met bussen ervoor tegen, maar dat is niet wat we zoeken. Dan verder over het strand, daar zit vast zoiets zoals gisteren. Alweer, nee dus. Nu komen we in de buurt van aangeharkt strand met appartementen en hotel-restaurants: duur en voornamelijk seafood. Er is in deze overwegend Russische buurt een bruiloft aan de gang met 500 gasten en de zanger kweelt een Frans nummer. Nooit geweten dat Thai ook Frans spraken.
Helaas is er nergens een afslag terug naar Naklua. Anderhalf uur, vele kilometers en korte pootjes later belanden we bij een Duitse Stube…. om de hoek van het hotel. Goeie friet, vieze sla en veel te duur voor deze beproeving. Weer wat geleerd.
Het is warm, zonnig en er staat veel wind. Mijn dagen verlopen alle ongeveer in hetzelfde stramien als de voorgaande. Gijs gaat op pad met een dame van personeelszaken om een werkvergunning en een bankrekening te regelen. We weten vandaag in elk geval al waar we gaan eten, dat hadden we dit keer op voorhand bedacht. Beach Road is niet eens zo druk. En het eten is lekker.
Met iemand van personeelszaken gaan we naar de immigratie, een goede reden om mij in mijn nette jurk te hijsen. Al heb ik hem maar één keer aan deze trip, heb ik hem niet voor niets meegezeuld. Wat ik van de lange broeken en vestjes niet kan zeggen.
We starten eerst met een uitgebreide tour door de fabrieken, die heb ik nog nooit gezien. Tussen die drie departments ligt een aardige afstand die met de auto moet worden afgelegd, ze liggen verspreid over het immense industrieterrein. Alle afdelingen krijg ik te zien, van de gereedschap-makerij tot het spuiten, schuren, assembleren, controleren, van alle mogelijke soorten kleine onderdeeltjes tot hele panelen, van stof, aluminium, composiet materialen, plastic, fibers… het duizelt me letterlijk, zo véél en ingewikkeld alles is. Dat kun je je op de kleine vestiging in Holland niet voorstellen.
We moeten ons haasten, er wordt al op ons gewacht bij het immigratiekantoor. Het busje rijdt ons naar Sriracha. Al met al zijn we binnen een halfuurtje op de foto geweest en kunnen we weer gaan. Het vriendelijke personeelszakenmeisje brengt later paspoorten met alle stempels en papiertjes naar Gijs’ kantoor.
Met de collega’s gaan we, wederom met de auto, een hapje eten in de lunchpauze bij een restaurantje wat verderop. Ik sta zo langzamerhand te tollen van de indrukken, het vroege opstaan, het verkeer.
Heel decadent word ik door het hotseklotsbussie naar het hotel teruggebracht. Ik voel me een zwaar verwende vrouw van de wereld, in mijn eentje in zo’n busje. Onderweg zie ik overdadige, overdreven hardroze en paarse bougainvilles en knalgele gouden regens of iets wat daarop lijkt.
We gaan kijken of het eerder genoemde strandtentje open is en vallen met onze neus in een knalrode zon. Moet nog even een sprintje getrokken worden, hij is binnen een minuut verdwenen. Het is heerlijk aan zee, ook al is het barretje dicht.
Wat zal het schrikken zijn als we weer thuis zijn. Hier is het nooit echt stil. Er is continue geluid, al is het slechts het brommen van de airco of het gezoem van de koelkast. Zodra je je hoofd naar buiten steekt is er constant verkeer, brommertjes, bussen, kabaal van mensen op straat, het nachtleven, en op het strand de wind, de golfslag. Het is nooit, echt nooit ergens stil.
Pattaya, the city that never sleeps, doet overdag hooguit een dutje maar ’s avonds ontwaakt haar ware gedaante.